Let op je woorden
"'Hoe staat het eigenlijk met uw pensioen?'. 'Ik heb niets te klagen. Maar ik raad mensen wel aan om ook naar andere vormen van oudedagsvoorziening te kijken. Ik ken mensen met een moestuin, dat levert veel groente en fruit op. Of een eigen huis. Als de hypotheek is afbetaald kun je prima van je AOW leven.'".
Dat was op 21 juni jl. de weergave van het slot van een interview van staatssecretaris Jetta Klijnsma met het Algemeen Dagblad. Het interview ging over de toekomst van ons pensioenstelsel, met name over de vraag: hebben wij over tien jaar nog een fatsoenlijk pensioen. Wat je ook van haar beleid vindt, de staatssecretaris legde op een heldere manier uit waar we met onze pensioenen tegenaan lopen, dat werknemers daarvoor niet steeds meer kunnen gaan sparen, en dat er dus goed moet worden nagedacht hoe het stelsel houdbaar kan worden gehouden. Het is prima dat een krant met een breed lezerspubliek daaraan aandacht besteedt.
De kop van het artikel werd echter niet aan de inhoud van het gesprek opgehangen, maar aan het antwoord op een vraagje dat aan het einde of misschien wel na het 'formele' interview werd gesteld - het zou mij althans niet verbazen als het zo is gelopen. Vraag is zelfs of het een citaat of een parafrase was. Het is vrij bedenkelijk dat een krant zo te werk gaat en op die manier de lezers misleidt. Natuurlijk: kranten moeten verkocht worden en zo'n kop doet het lekker, maar met journalistieke zuiverheid heeft het weinig te maken, ook al zal het verweer zijn: ze heeft het toch gezegd.
Zo mogelijk nog kwalijker was de manier waarop sommigen meenden te moeten reageren. Zo zei Corrie van Brenk van Abvakabo FNV: 'Wat een drama. Graag iemand met verstand van pensioenen'. PvdA-voorzitter Hans Spekman vond dat mensen voor hun pensioen niet afhankelijk moeten zijn van een moestuin. En CDA'er Pieter Omtzigt zei: 'Klijnsma publiceert geen pensioenplan, maar een moestuinplan'. Dat is een bekend proces: je maakt een karikatuur van iets dat is gezegd en gaat vervolgens die karikatuur op de hak nemen. Vaak wordt niet op de inhoud gereageerd, maar op het beeld dat inmiddels is gaan 'rondzingen'. Politici zouden verstandiger moeten zijn.
Nu kun je natuurlijk stellen: dan moeten politici maar voorzichtiger zijn. Ze moeten weten dat journalisten alles wat ze horen, kunnen gebruiken. Aan het geven van interviews zitten nu eenmaal risico's. En de keerzijde is dat politici soms interviews maar al te graag gebruiken om zelf een boodschap - zelfs of juist als die omstreden is - naar buiten te brengen.
In de parlementaire geschiedenis zijn daar legio voorbeelden van. In 1951 'sneuvelde' PvdA-fractievoorzitter Marinus van der Goes van Naters, nadat hij openhartig had verklaard dat voortzetting van de onderhandelingen over overdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië nog open stond. Daarmee ging hij in tegen de lijn van zijn fractie en van het kabinet-Drees. Het kostte hem zijn functie; overigens ook omdat hij als te 'eigenwijs' werd gezien. 'Ontsporing' kan verder optreden bij al te grote openhartigheid, waarbij soms zelfs alcohol een rol speelde. Het bekendste voorbeeld daarvan is het interview dat minister van Defensie Henk Vredeling in september 1974 aan Vrij Nederland gaf. Vredeling schoffeerde daarin NAVO-secretaris-generaal Joseph Luns en enkele van zijn collega's. Zo noemde hij Jan Pronk een corps-pik en zei hij over Max van der Stoel dat die achter zijn ambtenaren aanliep 'met z'n bekkie'. Voor de VVD was dat reden tot een interpellatie, maar zijn eigen partij en collega's reageerden laconiek. Vredeling had bovendien niets over zijn beleid gezegd.
Dat was wel het geval toen minister van Financiën Onno Ruding in 1984 door het socialistische dagblad Het Vrije Volk liet optekenen dat werklozen niet langer bij Tante Truus moesten blijven wonen, maar dienden te verhuizen als ze daardoor werk konden krijgen. Dat was een geplande provocatie, als aanzet naar een strenger beleid voor het aanvaarden van passend werk door werklozen. CDA-fractieleider Bert de Vries noemde het een uitglijder. Ook dit interview was reden voor de oppositie tot een interpellatie en PvdA-leider Joop den Uyl diende zelfs een motie van afkeuring in.
Als in volle openhartigheid - of dat nu is onder invloed van drank of als doelbewuste keuze - opmerkelijke uitspraken worden gedaan, moeten de media dat natuurlijk melden. Dat deden ze terecht bijvoorbeeld in 1984 toen Elco Brinkman schamper deed over het parlement of toen in 2002 minister Hilbrand Nawijn pleitte voor herinvoering van de doodstraf. Dat politici zichzelf daarmee in de problemen brengen, kan de media niet kwalijk worden genomen.
De kwestie-Klijnsma is daarmee echter onvergelijkbaar. Daarbij was wel sprake van (te grote) openhartigheid, maar dan voortgekomen uit naïviteit en/of onvoorzichtigheid. De krant koos ervoor een randopmerking te gebruiken als insteek voor een interessant interview. Gelukkig was de Tweede Kamer zo verstandig daar geen debat aan te wijden.