Dan regelen we dat toch even
Kiezers hebben er recht op dat hun volksvertegenwoordigers zich inzetten om te bereiken wat zij hebben beloofd. Dat geldt uiteraard ook voor de PVV-kiezers. Parlementaire fracties hebben daarbij drie functies: het uitdragen van standpunten (en via debat andere partijen van de juistheid daarvan trachten te overtuigen), het controleren van de regering en het meewerken aan wetgeving en besluitvorming. Voor dat laatste, medewetgeving, zijn de rechten van amendement en van initiatief ge-eigende instrumenten.
Voor de effectiviteit van het gebruik van parlementaire rechten zijn omvang van de fractie en de vraag of een partij tot de regering of de oppositie behoort uiteraard van grote betekenis. Het is echter best geoorloofd om door het indienen van voorstellen waarvoor nu nog geen parlementaire meerderheid is, kiezers te laten zien hoe problemen zouden kunnen worden aangepakt. Zelfs op die manier 'getuigen' mag.
Als een partij ervoor kiest (bijna) alleen maar te getuigen, dan moet dat de achterban wel worden gemeld. De SGP-fractie voerde lang op veel terreinen zo'n koers. Kiezers van de SGP begrepen dat veel waarvoor de partij stond (bijvoorbeeld algehele zondagsrust en een verbod op vaccinatie) nooit realiteit zou worden. Zij vonden het echter belangrijk dat dit minderheidsgeluid in het parlement was te horen. In 1979 diende SGP-fractievoorzitter Abma samen met zijn GPV-collega Verbrugh een initiatiefwetsvoorstel in dat de strafbaarstelling van zwangerschapsonderbreking moest aanscherpen. Dat dit voorstel kansloos was, realiseerden zij zich ongetwijfeld. Het werd niettemin ingediend.
Voor de PVV geldt dat aanpak van overlast door (jeugdige) Marokkaanse Nederlanders vanaf het begin van haar parlementaire bestaan een speerpunt is. Marokkaanse Nederlanders die strafbare feiten plegen dienen te worden gedenaturaliseerd en moeten worden uitgewezen naar Marokko. In zijn verklaring op zaterdag 22 maart, na de commotie rond het 'minder, minder, minder'-gescandeer op een verkiezingsbijeenkomst, wees Geert Wilders er terecht op dat er al een een wettelijke mogelijkheid tot denaturalisatie bestaat.
In juni 2010 kwam nog onder het kabinet-Balkenende IV een wijziging tot stand van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Die wetswijziging geeft de minister van Justitie het recht tot denaturalisatie als iemand met een dubbel paspoort onherroepelijk is veroordeeld vanwege terroristische activiteiten (het voorbereiden of plegen van aanslagen). De gedachte daarbij is dat iemand die misdrijven heeft begaan die essentiële waarden van de staat schaden, zich niet langer kan beroepen op de rechten die aan het Nederlanderschap zijn verbonden. Denaturalisatie kan alleen plaatsvinden als de veroordeelde een dubbele nationaliteit heeft, omdat internationaal is vastgelegd dat intrekking van de nationaliteit niet tot staatloosheid mag leiden. De betreffende bepalingen hebben overigens nog geen toepassing gehad.
De woorden 'dan gaan we dat regelen' en de verwijzing naar de in 2010 geschapen mogelijkheid roept de vraag op: als de PVV-fractie dit zo belangrijk vindt, waarom is zij dan (nog) niet zelf met een wetsvoorstel gekomen? Er zal ongetwijfeld al over zijn nagedacht hoe de denaturalisatie van Nederlanders met een dubbel paspoort die zijn veroordeeld vanwege crimineel gedrag moet worden geregeld, om welke categorieën misdrijven het moet gaan, of er geen strijdigheid is met artikel 1 van de Grondwet, op welke wijze vervolgens de uitzetting moet plaatsvinden, welke internationale juridische aspecten er zijn, en of dit alleen voor meerderjarigen moet gelden of ook voor minderjarigen. En, als het laatste het geval is, of dan tevens moet en kan worden overgegaan tot hetzij gezinsuitzetting, hetzij tot splitsing van het betreffende gezin?
Voor een zo'n belangrijk programmapunt had indiening van een concreet voorstel toch voor de hand gelegen. Het recht van initiatief biedt immers de mogelijkheid daartoe. En het zal voor de PVV toch een urgentere kwestie zijn dan de toetreding van Turkije tot de EU (daar is voorlopig immers geen kans op). Daarover is in 2005 al wel een initiatiefwetsvoorstel ingediend. Net als in 2011 over het ontnemen van het (ceremoniële) voorzitterschap van de Raad van State aan de Koning. Dat lijkt mij zeker een kwestie die voor PVV-kiezers in het geheel niet urgent is.
Het zal, zo vraag je je af, toch niet zo zijn dat de PVV maar wat roept (dat kun je je toch nauwelijks voorstellen)? Maar na bijna tien jaar in de Tweede Kamer zou je denken dat de PVV liever de schijn ophoudt de mogelijkheid tot denaturalisatie wel (even) te regelen, dan daartoe ook echt een poging te ondernemen. Of mogen binnenkort eindelijk een concreet voorstel verwachten van de justitie-specialisten Helder of De Roon?