De andere kant van 'scoren, opvallen en carrière maken'
Vanwege klein lichamelijk ongemak was ik noodgedwongen enkele dagen aan huis gebonden. Maar zoals een bekende Nederlandse inwoner van Spanje ons altijd voorhoudt: ieder nadeel heeft zijn voordeel. Dat bood mij namelijk de gelegenheid weer eens twee 'gewone' Tweede Kamerdebatten vrijwel integraal te volgen. Normaliter zie ik - en dat zal voor de meeste geïnteresseerde burgers gelden - alleen 'grote' debatten, zoals dat over de regeringsverklaring of de algemene politieke beschouwingen. En verder blijft het bij het diagonaal nalezen van verslagen.
De twee debatten die ik kon bekijken, gingen over gedwongen zorg en over het toezicht op risicovolle chemische bedrijven. Geen onderwerpen waar ik op zich grote affiniteit mee heb. Het eerste debat was de behandeling van het wetsvoorstel over zorg en dwang aan psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten. Het wetsvoorstel daarover was in 2009 door toenmalig staatssecretaris Jet Bussemaker ingediend en door de Kamer in 2012 in eerste termijn behandeld met staatssecretaris Marlies Veldhuijzen van Zanten. Daarna is het door staatssecretaris Martin van Rijn weer flink herzien. De eerste termijn werd daarom zelfs 'opnieuw' gedaan, wat vrijwel nooit voorkomt.
Aan het debat deden woordvoerders mee van alle fracties en zij waren allen uitstekend op de hoogte van de problematiek en toonden daarmee ook grote betrokkenheid. Met die problematiek worden wij in de media soms geconfronteerd als er zaken misgaan, zoals vorig jaar toen in het Groningse Onnen een zwakbegaafde vrouw stierf na door begeleiders tegen de grond te zijn gewerkt. Belangen van patiënten, toezicht, de rol van mantelzorgers (vooral bij gedwongen zorg in de thuissituatie) en de verantwoordelijkheid van personeel en bestuurders: het waren allemaal zaken die uitgebreid werden besproken.
Zowel de Kamerleden als de bewindspersoon hadden bovendien een constructieve houding bij het tot stand brengen van een kwalitatief goede wet, al waren de woordvoerders van fracties als SP en PVV wel duidelijk kritischer dan anderen. Maar dat mag uiteraard. Insteek was bij allen: hoe kunnen we de belangen van deze kwetsbare groep zo goed mogelijk borgen.
Het tweede debat dat ik zag, ging over het voorkomen van ongelukken (rampen) bij risicovolle chemische bedrijven. Ook daarvan waren in het recente verleden voorbeelden (Chemie-Pack) en de situatie bij het bedrijf Odfjell liet zien dat actie echt geboden is. Wederom toonden de woordvoerders grote betrokkenheid bij het onderwerp en waren zij zeer goed ingevoerd in de problematiek. En opnieuw was het debat gericht op een zo goed mogelijk resultaat, met een constructieve inbreng van alle woordvoerders.
Het is onmiskenbaar waar dat dit soort de debatten voor leken niet zo eenvoudig te volgen is. Tijdens het debat over de chemische bedrijven werd bijvoorbeeld rijkelijk gestrooid met afkortingen als Brzo, RUD's en ILT. Dat is wellicht (helaas) onvermijdelijk. Het toont wel aan dat wie niet over kennis beschikt, geen zinvolle inbreng kan hebben in zo'n debat. We leven in een complexe samenleving, met vaak complexe regelgeving en met buiten de rijksoverheid nog vele andere betrokken organisaties en instanties. Kamerleden moeten dat allemaal kunnen overzien.
Vaak wordt het beeld opgeworpen van Kamerleden die alleen maar uit zijn op 'scoren in de media' en die het lidmaatschap alleen zien als tussenstap in hun carrière. Dat zal zeker voorkomen. Evenzeer is er een beeld van afgenomen kwaliteit van Kamerleden. Ik durf echter de stelling wel aan dat het nog wel eens kan meevallen met die kwaliteit. Vast niet alle Kamerleden zijn even goed, maar dat was in het verleden niet anders. En de Kamer is inderdaad soms in belangrijke mate een theater, waar vooral verschillen worden uitvergroot en er veel aandacht is voor incidenten.
Dat vertroebelt echter ons zicht op het andere - veel vaker voorkomende - beeld van de Tweede Kamer en van de Kamerleden. Dat is een Kamer en dat zijn Kamerleden die zich bezighouden met het oplossen van lastige maatschappelijke problemen en die opkomen voor de belangen van burgers (of ze nu zorgconsument zijn of nabij industrie wonen). Dat is niet spectaculair, niet spannend (zelfs saai), maar daarom niet minder belangrijk.
Wie over de huidige Kamerleden wil oordelen en hen wil vergelijken met 'vroeger' zal goed moeten weten wat Kamerleden in het verleden deden en wat zij nu doen. Ik hoop dat die wetenschap velen - zeker ook in de journalistiek - tot een grote mate van terughoudend zal brengen bij hun oordeelsvorming. Het beeld van afnemende kwaliteit is evenzeer een vorm van 'makkelijk scoren'.