Kabinetsformatie 1956
De verkiezingen van 1956 wezen op een voortzetting van de op dat moment zittende coalitie, plus de VVD. Perikelen rond de zetelverdeling en een aantal inhoudelijke kwesties zorgden ervoor dat deze formatie te boek kwam te staan als één van de langste uit de parlementaire geschiedenis.
In totaal waren er vier (in)formateurs nodig om een kabinet te vormen, waarbij zelfs pogingen werden ondernomen om een kabinet zonder premier Drees en zonder PvdA samen te stellen. Na gesteggel over de ministersposten besloot de VVD zich terug te trekken, waardoor PvdA, KVP, ARP en CHU samen het kabinet-Drees IV vormden. Per saldo was dat een 'reconstructie' van het kabinet-Drees III.
Inhoudsopgave van deze pagina:
datum |
wat |
wie |
tot en met |
dagen |
---|---|---|---|---|
13 juni 1956 |
||||
16 juni 1956 |
Benoeming formateur |
23 juli 1956 |
38 |
|
24 juni 1956 |
Benoeming formateur |
1 augustus 1956 |
9 |
|
7 augustus 1956 |
Benoeming informateur |
15 augustus 1956 |
9 |
|
16 augustus 1956 |
Benoeming informateur |
P. Lieftinck |
20 augustus 1956 |
5 |
22 augustus 1956 |
Benoeming informateur |
15 september 1956 |
25 |
|
20 september 1956 |
Benoeming informateur |
8 oktober 1956 |
19 |
|
9 oktober 1956 |
Benoeming formateur |
W. Drees |
11 oktober 1956 |
3 |
13 oktober 1956 |
Beëdiging nieuwe bewindslieden |
|||
Totale duur formatie |
119 |
Formatie-Drees
Op grond van de verkiezingsuitslag leek een kabinet van PvdA, KVP, ARP, VVD en CHU onder leiding van de zittende premier Drees de meest voor de hand liggende optie. Het was dan ook geen verrassing dat de koningin Willem Drees tot formateur benoemde. Hij streefde inderdaad naar een kabinet bestaande uit vijf partijen, maar liep al snel tegen obstakels op.
Allereerst botsten de PvdA en de KVP over kwestie zoals de bezitsvorming, de huurverhoging en -belasting en het ontslag van ambtenaressen die in het huwelijk traden. Naast deze partijpolitieke twistpunten, moest Drees een compromis zien te vinden voor defensie. Minister Staf wilde namelijk een verhoging van het budget om aan de eisen van de NAVO te kunnen blijven voldoen, terwijl Drees het daar niet mee eens was. Met moeite werd een compromis gevonden.
Drees dacht aan een zetelverdeling van 5-5-2-1-1, met vijf ministers voor de PvdA en de KVP, twee ministers voor de ARP en CHU en VVD ieder één minister. Het verlangen van Romme gooide echter roet in het eten: de katholieke voorman eiste een samenvoeging van de posten van Binnenlandse Zaken en Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie.
Deze ingewilligde wens zou tijdens de formatie nog voor een hoop problemen zorgen. Romme ging uiteindelijk, aan de hand van vijf eisen, niet akkoord met een conceptprogramma van Drees. De formateur gaf daarop zijn opdracht terug en deed het verzoek niet meer als (in)formateur bij een (in)formatie betrokken te worden. Verdere betrokkenheid bij een mislukte formatie zou namelijk zijn positie ernstig in gevaar kunnen brengen.
Formatie-Romme
Na de teruggave van Drees vroeg de koningin KVP-leider Romme een kabinet te formeren. Op basis van de vijf punten schreef hij een eigen conceptprogramma. In zijn concept legde hij veel meer een nadruk op de financiële aspecten, bijvoorbeeld op een belastingverlaging. Ook de bezitsvorming kreeg een zeer prominente plek in het stuk, dat sowieso zeer gedetailleerd was. Naast deze twee belangrijke punten bepleitte Romme ook een grondwetsherziening.
De reacties op het program vanuit de ARP en CHU waren relatief positief. De PvdA en VVD waren echter zeer negatief, waardoor Romme na een week besloot zijn formatieopdracht terug te geven. De formatie zat vast.
Informatie-Lieftinck
Om uit de impasse te komen vroeg de koningin oud-minister Lieftinck (PvdA) een informatieronde te houden. Lieftinck stelde, op basis van de programma's van Drees en Romme zeven punten op: de PvdA aanvaardde deze, de KVP niet.
Nadat zijn eerste opdracht was mislukt, kreeg Lieftinck een tweede informatieopdracht. Daarin vroeg de koningin hem te onderzoeken of een extraparlementair kabinet kon worden gevormd. De informateur riep daarop de politiek leiders bijeen en vroeg hen toestemming om zelfstandig kandidaten te benaderen. Alle fracties, op de PvdA na, reageerden afwijzend op dit voorstel.
Desondanks benaderde Lieftinck onder anderen Suurhoff, Witte en Kolfschoten. Romme van zijn kant oefende zware druk uit op de KVP-ministers, waardoor zij uiteindelijk wel moesten weigeren. De ARP en CHU verklaarden niet in een kabinet zonder KVP plaats te nemen, waarna Lieftinck geen oplossing vond.
Informatie-De Gaay Fortman
In de consultatieronde die na de informatie-Lieftinck volgde, gaven de meest partijleiders aan de formatieopdracht het liefst bij een invloedrijk antirevolutionair te zien. Zij dachten met name aan ARP-leider Zijlstra. De koningin koos echter niet voor Zijlstra, maar voor De Gaay Fortman, hoogleraar aan de Vrije Universiteit. Hij zag Drees - die vanzelfsprekend als premier werd gezien - als een obstakel in de vorming van een nieuw kabinet, omdat Drees te veel een PvdA-man zou zijn. Daarom besloot de informateur aan te sturen op vervanging van Drees en in diens plaats Gouverneur van Suriname Van Tilburg (PvdA) als premier te vragen.
Alhoewel het plan in eerste instantie als verfrissend werd ervaren, sloeg de stemming geleidelijk aan om. De gelegenheid daartoe was er, omdat Van Tilburg eerst vanuit Suriname naar Nederland moest komen. De PvdA wilde graag Drees en Mansholt (die ook niet in de plannen van De Gaay Fortman voorkwam) houden, en verlangde anders Suurhoff als premier. Van Tilburg bleek onder die omstandigheden niet beschikbaar te zijn.
Als noodgreep probeerde de informateur een kabinet te vormen van KVP, ARP, VVD en CHU (en partijlozen). Bereidheid daartoe was er evenwel niet; diverse kandidaten weigerden. De informateur concludeerde daarop dat hij geen oplossing zag.
Informatie-Burger en formatie-Drees
Burger kreeg nu de taak om als informateur de formatie uit het slop te trekken, zodat Drees een kabinet kon formeren. Uit de poging van De Gaay Fortman was gebleken dat een kabinet zonder Drees of zonder de PvdA geen optie was. Een aantal dagen na het ontvangen van de informatieopdracht trad Burger met Romme in conclaaf tijdens een conferentie in Parijs. Uit dit overleg kwamen een aantal compromissen tussen PvdA en KVP voort, waardoor de twee grootste partijen in grote lijnen inhoudelijk akkoord waren.
Nadat Burger de weg vrij had gemaakt voor een formatiepoging, werd Drees benoemd tot formateur. Achter de schermen werd hij bijgestaan door Staf. De eerder gekozen zetelverdeling (5-5-1-1-1) stond nog steeds. Bij de ARP was langzamerhand enige wrevel vanwege de portefeuilleverdeling ontstaan. Het verschil in Kamerzetels tussen de ARP en de VVD was twee in het voordeel van de antirevolutionairen en dat zagen zij graag uitbetaald in een extra kabinetspost.
Burger en Drees boden de ARP daarom de post Overzeese Rijksdelen aan. Als tegenwicht tegen het blok van de drie christelijke partijen zag de PvdA de VVD graag als partner in het kabinet. Voor die partij was H.A. Korthals in beeld als minister van Verkeer en Waterstaat. Uiteindelijk zag de VVD echter af van deelname aan het kabinet, omdat haar geringe invloed op het kabinetsbeleid met slechts één ministerspost als een te groot risico werd gezien.
De puzzel liet zich nu relatief eenvoudig oplossen. V&W ging (naast Economische Zaken) naar de ARP, waardoor Algera en Zijlstra voor die partij minister bleven. Overzeese Rijksdelen ging naar de CHU, omdat minister van Defensie Staf de post ad interim erbij nam. Het laatste vraagteken was de invulling van Binnenlandse Zaken en PBO, waarvoor de KVP Struycken als minister en vicepremier naar voren schoof. Daarmee had Drees zijn kabinet rond. Struycken kreeg de jonge econoom Norbert Schmelzer als staatssecretaris voor bezitsvorming onder zich.
Het regeringsprogramma van 1959 omvatte de afspraken gemaakt tussen regeringspartijen KVP, PvdA, ARP en CHU en vormde de basis voor het kabinet-Drees IV. Centraal stond het handhaven van het begrotingsevenwicht en het op peil houden van de werkgelegenheid.
De formateur
'Vadertje Drees'. Eén van de grootste twintigste-eeuwse politici, onder wiens leiding na de Bevrijding zowel de dekolonisatie als de wederopbouw plaatsvonden. Overtuigd sociaaldemocraat, maar wel zeer pragmatisch ingesteld ('niet alles kan, en zeker niet alles tegelijk'). Groeide op in Amsterdam en klom op van stenograaf, SDAP-wethouder van Den Haag en Kamerlid, tot minister en minister-president. Had als wethouder van Den Haag al voor 1940 een goede naam als bestuurder. In de oorlog enige tijd gijzelaar en centrale figuur in het politieke verzet. Bracht in 1947 als minister van Sociale Zaken de Noodwet Ouderdomsvoorziening tot stand, de voorloper van de AOW. Werd zowel daardoor, als door zijn leiderschap en soberheid een populair staatsman, ook buiten zijn eigen kring. Tien jaar premier van brede coalities waarvan PvdA en KVP de kern vormden. Had goede contacten met Beel. Brak in de jaren '70 met zijn partij, de PvdA, uit onvrede over de koers. Sober levende en altijd eenvoudig gebleven man, die een zeer hoge leeftijd bereikte.
Voorman van de KVP die met Drees in de naoorlogse jaren de Nederlandse politiek domineerde. Was voor de Tweede Wereldoorlog als jong Amsterdams gemeenteraadslid al een gedreven katholiek politicus. Na een hoogleraarschap in Tilburg werd hij in 1937 minister van Sociale Zaken in het vierde kabinet-Colijn. Streefde een actievere werkgelegenheidspolitiek na en kreeg bekendheid door zijn spaarregeling voor werklozen ('het kwartje van Romme'). Werd na de oorlog geen minister meer, waarbij mogelijk zijn wat omstreden rol in de oorlog (commissaris van een reclamebedrijf dat ook voor de Duitsers werkte) een rol speelde. Was tot 1961 fractieleider en werd toen staatsraad. Was tevens politiek commentator van De Volkskrant. Begenadigd spreker, die prachtige zinnen maakte. Harde werker: las als enige alle kamerstukken. Politieke peetvader van Klompé en Schmelzer. Bijnaam: 'de Sfinx van Overveen'.
Minister van Financiën tijdens de naoorlogse periode van wederopbouw met groot gezag. Werd al op vrij jonge leeftijd hoogleraar economie en monetair beleid in Rotterdam. Behoorde voor de oorlog tot de linkervleugel van de CHU en 'brak in 1946 door' naar de PvdA. Voorstander van marktordening en sociale hervorming. Als minister kreeg hij bijnamen als 'De kei van de kneuterdijk', maar ook 'De grootste boef van Nederland'. Was er in hoge mate verantwoordelijk voor dat Nederland na de oorlog financieel weer op orde werd gebracht. Vooral bekend door het Tientje van Lieftinck, dat symbool stond voor de geldsanering. Streng minister, die de financiële teugels strak hield. Na zijn ministerschap vervulde hij internationale functies.
Gezaghebbende progressieve ARP- en CDA-politicus. Was ambtenaar, secretaris van de rijksbemiddelaars en docent aan de CNV-kaderschool en werd later hoogleraar aan de VU. In 1956 zonder succes formateur tijdens de lange kabinetsformatie van dat jaar. Wist in 1960, het jaar waarin hij ook senator was geworden, echter snel een kabinetscrisis op te lossen. Liet zich in 1973 samen met Boersma overhalen minister te worden in het kabinet-Den Uyl. Had een goede band met de ex-gereformeerde Den Uyl. Als minister een relativerende, vaderlijke figuur. Speelde een belangrijke rol bij de onafhankelijkheid van Suriname en kwam met een plan om Nederland op te delen in 24 provincies. Was in 1981 nog eens als informateur betrokken bij een formatie en wist de weg te openen voor een kabinet van CDA, PvdA en D66. Tot op hoge leeftijd kritisch volger van de koers van het CDA.
PvdA-voorman die in het tijdperk-Drees, maar ook nadien, onder meer als formateur, een vooraanstaande politieke rol speelde. Was advocaat in Dordrecht en werd in 1944 als Engelandvaarder opgenomen in het kabinet-Gerbrandy. Een conflict met Gerbrandy over de naoorlogse berechting van 'foute' Nederlanders leidde tot zijn aftreden. In 1945 voor de SDAP lid van het Nood-parlement en vanaf 1952 als fractievoorzitter naast Drees de voornaamste PvdA-politicus. In 1955 en 1956 succesvol informateur. Verliet in 1962 de Tweede Kamer na kritiek op zijn ongepolijste stijl. Werd daarna senator en in 1970 staatsraad. Mede door zijn directe wijze van uitdrukken en doortastende optreden wist hij in 1973 een wig te drijven in het confessionele kamp en werd hij de architect van het kabinet-Den Uyl. Was behalve PvdA-voorman ook voorzitter van de VARA.
De fractievoorzitters bij de onderhandelingen
PvdA-voorman die in het tijdperk-Drees, maar ook nadien, onder meer als formateur, een vooraanstaande politieke rol speelde. Was advocaat in Dordrecht en werd in 1944 als Engelandvaarder opgenomen in het kabinet-Gerbrandy. Een conflict met Gerbrandy over de naoorlogse berechting van 'foute' Nederlanders leidde tot zijn aftreden. In 1945 voor de SDAP lid van het Nood-parlement en vanaf 1952 als fractievoorzitter naast Drees de voornaamste PvdA-politicus. In 1955 en 1956 succesvol informateur. Verliet in 1962 de Tweede Kamer na kritiek op zijn ongepolijste stijl. Werd daarna senator en in 1970 staatsraad. Mede door zijn directe wijze van uitdrukken en doortastende optreden wist hij in 1973 een wig te drijven in het confessionele kamp en werd hij de architect van het kabinet-Den Uyl. Was behalve PvdA-voorman ook voorzitter van de VARA.
Vooraanstaande Brabantse 'doorbraak'-socialist en voorman van de Katholieke Werkgemeenschap in de PvdA. Vicevoorzitter van de PvdA-Tweede Kamerfractie en in 1959 en 1963 PvdA-lijsttrekker in de zuidelijke provincies. Was in 1954 de voornaamste woordvoerder van de katholieken in de PvdA die zich keerden tegen het 'Mandement'. Hield zich als Kamerlid vooral bezig met culturele zaken en Koninkrijksaangelegenheden. Had grote belangstelling voor monumentenzorg. Verliet in 1970 de Kamer, omdat hij lid van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant was geworden.
Voorman van de KVP die met Drees in de naoorlogse jaren de Nederlandse politiek domineerde. Was voor de Tweede Wereldoorlog als jong Amsterdams gemeenteraadslid al een gedreven katholiek politicus. Na een hoogleraarschap in Tilburg werd hij in 1937 minister van Sociale Zaken in het vierde kabinet-Colijn. Streefde een actievere werkgelegenheidspolitiek na en kreeg bekendheid door zijn spaarregeling voor werklozen ('het kwartje van Romme'). Werd na de oorlog geen minister meer, waarbij mogelijk zijn wat omstreden rol in de oorlog (commissaris van een reclamebedrijf dat ook voor de Duitsers werkte) een rol speelde. Was tot 1961 fractieleider en werd toen staatsraad. Was tevens politiek commentator van De Volkskrant. Begenadigd spreker, die prachtige zinnen maakte. Harde werker: las als enige alle kamerstukken. Politieke peetvader van Klompé en Schmelzer. Bijnaam: 'de Sfinx van Overveen'.
Katholiek politicus, die zowel Eerste en Tweede Kamerlid als partijvoorzitter was. Bezadigde nuchtere Tukker, die met niet meer dan lagere school tientallen jaren een zeer vooraanstaande rol speelde in de katholieke arbeidersbeweging en later in de KVP. Als partijvoorzitter en plaatsvervangend fractievoorzitter steunpilaar van Romme. In de Kamer woordvoerder op het gebied van volkshuisvesting en sociale zaken. Diep gelovig katholiek en onkreukbaar. Kende de sociale encyclieken en de commentaren erop van haver tot gort en handelde er ook naar. Bindende persoonlijkheid die zijn beperkingen kende. Vader van Frans Andriessen.
Bekwame en gezagvolle econoom van ARP-huize. Werd al op jonge leeftijd, na hoogleraar aan de VU te zijn geweest, minister van Economische Zaken in het kabinet-Drees III en later in het kabinet-De Quay minister van Financiën. Ontwikkelde in die laatste functie een norm voor een trendmatig begrotingsbeleid. Gold in de ARP als modern en pragmatisch, maar riep soms weerstanden op door zijn rechtlijnigheid. Hoewel hij zichzelf niet als politicus beschouwde, was hij tweemaal lijsttrekker van de ARP. Werd als premier van een interim-kabinet een populair politicus, mede door een oudejaarsconference van Wim Kan. Nadien een behoedzame president van De Nederlandsche Bank, die vaak waarschuwde tegen groei van overheidsuitgaven. Had ook internationaal gezag. Was een uitstekend spreker, die helder ingewikkelde problemen kon uitleggen zonder vakjargon te gebruiken.
Krachtige minister op de twee defensiedepartementen in de jaren vijftig. Was directeur van de Heidemij en topambtenaar op het ministerie van Landbouw en werd in 1951 voor de CHU minister van Oorlog en van Marine. Hij bleef dat tot begin 1959. Reorganiseerde de Nederlandse strijdkrachten, onder meer vanwege de Nederlandse deelname aan de NAVO. Stond goed aangeschreven bij de Amerikanen en gold als een bekwame manager. Speelde bij enkele kabinetsformaties een bemiddelende rol. Was overigens niet geheel onomstreden vanwege zijn betrokkenheid bij de uitzending van Nederlandse boeren naar Oost-Europa tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Staatsman, geschiedschrijver, staatsrechtgeleerde en voorman van de VDB en de VVD. Begon zijn loopbaan als kandidaat-notaris en belastingontvanger en was al op jonge leeftijd een vooraanstaand en veelzijdig Tweede Kamerlid. Trad in 1933 met Marchant toe tot het crisiskabinet-Colijn en voerde als minister van Financiën een strak bezuinigingsbeleid. In 1938 burgemeester van Rotterdam (tot 1952). Na de oorlog korte tijd lid van de PvdA, maar voelde zich daarin toch niet thuis en richtte met Stikker in 1948 de VVD op. Werd daarvan de onbetwiste politieke leider. Sprak met een wat hoge, zachte stem, maar had in de Kamer veel gezag door zijn kennis van het staats- en parlementsrecht. Kon overigens ook vilein uit de hoek komen en gold als autoritair. Schreef standaardwerken over de parlementaire geschiedenis.
Vooraanstaand naoorlogs liberaal politicus, tweede man van de VVD-fractie. Afkomstig uit de journalistiek. Was als Tweede Kamerlid actief op het gebied van de europese samenwerking, economische zaken en defensie, en maakte deel uit van de enquêtecommissie regeringsbeleid 1940-1945. Europeaan in hart en nieren en lid van het Europees Parlement. Vicepremier en minister van Verkeer en Waterstaat in het kabinet-De Quay. Stimuleerde in een tijd van welvaartsgroei sterk de aanleg van wegen. Werd door Oud als zijn opvolger gezien, maar trok zich in 1963 terug, omdat hij de confrontatie met partijgenoot-senator Van Riel vreesde. Deftige, integere politicus, die duidelijk tot de vooruitstrevende vleugel van zijn partij behoorde en die uit was op consensus.
De vaste adviseurs van de koningin
Kenner van Nederlands-Indië die minister van Overzeese Gebiedsdelen was in het kabinet-Beel I en later Eerste Kamervoorzitter. Behoorde in Nederlands-Indië tot de progressieve figuren rond het blad De Stuw. Als minister kreeg hij te maken met de Indonesische vrijheidsstrijd. Probeerde een realistische koers te varen, waarbij gestreefd werd naar overeenstemming met de Republiek Indonesia. Het in het najaar van 1946 gesloten Akkoord van Linggadjati bleek uiteindelijk geen basis voor overeenstemming en in 1947 werd overgegaan tot de eerste politionele actie tegen de Republiek. Na zijn ministerschap was hij lange tijd een gewaardeerde Senaatsvoorzitter. Naar buiten toe formalistisch, maar tevens sociaal voelend en beschikkend over verfijnde humor.
Katholieke Tweede Kamervoorzitter, die dat ambt vijftien jaar bekleedde. Was advocaat in Amsterdam en secretaris van katholieke werkgeversorganisatie en behoorde tot de vooraanstaande leden van de RKSP- en KVP-fracties, waarvan hij enige tijd secretaris was. Verdedigde als advocaat het 'foute' dagblad De Telegraaf en Pieter Menten. Was ook actief als schrijver en politiek commentator van De Volkskrant. Tijdens zijn voorzitterschap werd onder meer de werkwijze van de Kamer gemoderniseerd. Was voorstander van levendige debatten. Kwam in december 1958 in conflict met de PvdA-fractie toen hij tegen de zin van de PvdA en het demissionaire kabinet afhandeling van een wetsvoorstel doorzette. Zijn charme zorgde er overigens voor dat die 'aanvaring' niet de persoonlijke verhoudingen verstoorde.
Antirevolutionair staatsman en vicepresident van de Raad van State. Intelligente exacte wetenschapper. Kwam in Nederlands-Indië in het openbaar bestuur terecht. Werd later Gouverneur van Suriname en was in de jaren'30 enige tijd Tweede Kamerlid. Bescheiden en degelijk lid van de Raad van State die in de bezettingstijd de Afdeling voor Geschillen van Bestuur in stand hield waardoor hij nuttig verzetswerk kon doen. Na de oorlog, toen Beelaerts als vicepresident van de Raad van State disfunctioneerde, zorgde Rutgers voor het interne management. Eerst in de koloniën en later in Nederland was hij zeer betrokken bij het christelijk onderwijs.
Meer over