Bewegende jongeren
In april 1871 opende de in 1869 tot Tweede Kamerlid gekozen Sam van Houten de 'aanval' op de grote liberale voorman Thorbecke. De jonge (35-jarige) Van Houten verweet de oude (72-jarige) Thorbecke te behoren tot de 'tevreden' liberalen; liberalen die niet de noodzaak inzagen van hervormingen.
"Onze wegen lopen uiteen, gelijk onze jaren, maar ik ben toch zeker menige snaar te hebben aangeroerd, die de minister [Thorbecke] aan vroeger jaren zal herinneren (...), dat er menige gedachte is geuit, welke bij hem weerklank vindt."
Thorbecke was tamelijk ontstemd over de kritiek. Hij verweet Van Houten te behoren tot de polemiserende, enkel negatieve liberalen.
Als jongeren zich roeren in de politiek, dan is dat niet altijd tot genoegen van de gevestigde, oudere politici. Dat was zo bij de kritiek van Van Houten, dat gold evenzeer toen rond 1912 het leiderschap van Abraham Kuyper door 'jongeren' ter discussie werd gesteld. En het deed zich opnieuw voor toen in de jaren zestig jongeren in vrijwel alle partijen vroegen om meer interne democratie, openheid, verantwoordingsplicht en radicalere standpunten.
Tussen de G500-beweging die zich richt op alle 'middenpartijen' en de vernieuwingsbeweging in de jaren zestig zijn parallellen te trekken, al zijn er ook duidelijke verschillen. G500 kiest bestaande structuren om op te komen voor specifieke strijdpunten, zoals hervormingen op het gebied van pensioenen, arbeidsverdeling, huisvesting en onderwijs. De vernieuwingsbeweging in de jaren zestig richtte zich aanvankelijk vooral op een andere wijze van politiek bedrijven.
Met name de beweging Nieuw Links in de PvdA deed dat via bestaande partijstructuren. In de PvdA waren eerdere vernieuwingspogingen de kop in gedrukt, omdat het partijbestuur geen 'organisatie binnen de organisatie' toestond. Nieuw Links koos er daarom voor een losse beweging te zijn met een kerngroep, maar zonder bestuur. Opmerkelijk was dat de officiële jongerenorganisatie in de PvdA (toen de FJG, voorloper van de JS), slechts een bescheiden rol speelde bij deze vernieuwing.
Zoals G500 via het lidmaatschap van meerdere partijen invloed hoopt te kunnen uitoefenen, zo deed Nieuw Links dat door actief te zijn via het partijlidmaatschap van de PvdA. Aanhangers van Nieuw Links pleegden als het ware een 'interne' coup door het bezoeken van afdelingsvergaderingen. De PvdA-afdelingen kiezen de afgevaardigden naar congressen en zodoende kon door Nieuw Links van onderaf invloed op de standpunten en strategie van de partij worden uitgeoefend. Dat wekte de nodige weerstand, te meer daar werd aangestuurd op een inhoudelijke koerswijziging.
Nieuw Links was succesvol in de zin dat de interne partijdemocratie werd versterkt en het programma radicaler werd. Zo werd cumulatie van functies (bijvoorbeeld in bestuur en fractie) teruggedrongen, werd de verantwoordingsplicht veel scherper en werd aangestuurd op linkse samenwerking en blokvorming. Ook in personele zin was er succes, want diverse vooraanstaande personen uit Nieuw Links (André van der Louw, Marcel van Dam, Hans van den Doel) kwamen op belangrijke posten, Van der Louw werd zelfs vicevoorzitter en later partijvoorzitter.
G500 kiest deels een andere methoden dan de 'jongerenbewegingen' in de jaren zestig, waartoe in belangrijke mate ook D66 en PPR kunnen worden gerekend. Bij alle 'middenpartijen' wordt 'ingebroken' om inhoudelijk invloed te kunnen uitoefenen. De mate van succes van G500 verschilt nu nog per partij en of van blijvende invloed sprake zal zijn, is de vraag. Dat G500 daarbij onmiskenbaar een tamelijk elitair karakter heeft, is bijna onvermijdelijk, maar juist op dat punt is er een sterke overeenkomst met de bewegingen uit de jaren zestig.
Positief is vooral dat jongeren de weg naar partijen hebben weten te vinden en daarin actief zijn. Het verwijt dat een kleine groep actieve partijleden de dienst uitmaakt waar het gaat om programma en kandidatenlijst is niet geheel ten onrechte. In plaats van daarover van buitenaf kritische opmerkingen te maken, is het beter om te trachten daaraan zelf iets te doen. In die zin is G500 een toe te juichen ontwikkeling. Hopelijk weten 'gevestigde' politici dat - anders dan Thorbecke in 1871 - ook als zodanig te waarderen.