De nieuwe Kamervoorzitter

30 september 2011, column Bert van den Braak

Na de algemene beschouwingen ontstond de nodige ophef over de toon van de debatten en over de rol van met name PVV-fractievoorzitter Geert Wilders. Die stelde echter slechts scherp te hebben gedebatteerd en verwees verder naar anderen die zich binnen en buiten de Kamer ook wel eens scherp over hem of over de PVV hadden uitgelaten.

Scherp debatteren lijkt mij geen probleem. Misschien dat het Nederlandse parlement wat dat betreft lange tijd zelfs wel te 'braaf’ is geweest. Maar scherp debatteren is iets anders dan beledigen of insinueren en er is wat dat betreft een grens. De stelling van Kamervoorzitter Gerdi Verbeet dat de artikelen 58 (tot de orde roepen) en 59 (ontnemen van het woord) van het reglement van orde dode letters zijn geworden, overtuigt dan ook niet.

Het is waar dat toepassing van beide artikelen steeds minder voorkwam. Dat kwam echter vooral omdat het gezag van de Voorzitter als regel werd aanvaard. Als de Voorzitter al eens een lid moest corrigeren, accepteerde dat lid dat. Dat de mogelijkheid van de Voorzitter om beledigingen te schrappen is vervallen, doet aan het gezag niets af. De overweging daarbij was dat de media beledigingen registeren en dat schrapping uit de Handelingen dat niet ongedaan maakt. De artikelen 58 en 59 zijn echter niet voor niets gehandhaafd.

‘Norm’ zou moeten zijn dat er scherp mag worden gedebatteerd, maar dat persoonlijke aanvallen, beledigingen en insinuaties niet zijn toegestaan. Die norm is al enkele jaren geleden losgelaten. Toen Wilders in 2007 minister Vogelaar ‘knettergek’ noemde - als dat geen belediging is, wat dan wel? - deed de Kamervoorzitter niets meer dan de minister (gast in haar Kamer!) wijzen op de mogelijkheid het woord te vragen voor een persoonlijk feit.

Tijdens de jongste algemene beschouwingen zei Geert Wilders: “Waar PvdA-staatssecretaris Albayrak criminele vreemdelingen nog met open armen ontving en ze nog maar eens een generaal pardonnetje cadeau deed - ik weet niet of er toen al een samenwerking was met haar nichtje [COA-directeur Nurten Albayrak, bvdb] - worden criminele vreemdelingen nu keihard aangepakt en wordt een verblijfsvergunning nu veel sneller ingetrokken.” Twee op de persoon gerichte insinuaties waartegen verdediging vrijwel onmogelijk was. De Voorzitter liet het passeren en het was PvdA-fractievoorzitter Cohen die het voor zijn fractielid moest opnemen.

Minstens zo kwalijk was dat na het ‘doe ‘ns normaal man’-relletje de discussie over het taalgebruik door Geert Wilders werd afgesloten met de woorden: “U kunt allemaal de boom in.” Ook dat liet de Voorzitter passeren.

Het is wat al te simpel om de schuld van de toenemende verloedering van debatten alleen bij de Kamervoorzitter te leggen. Haar taak is ongetwijfeld in veel opzichten lastig en misschien is zij zelf wel te goed opgevoed. In normale werkverhoudingen verwacht je dat de autoriteit van een leidinggevende wordt erkend. Bij Wilders blijkt dat stelselmatig niet het geval te zijn, zoals hij eerder als VVD-Kamerlid de leiding van fractievoorzitter Van Aartsen niet aanvaardde. Dat betekent echter dat hij kon bepalen dat er geen 'norm' meer is. Geert Wilders is daarmee feitelijk de nieuwe Kamervoorzitter.

Wellicht valt dat niet-erkennen van leiding hem overigens niet kwalijk te nemen. In oktober 2004 gaf hij een zeldzaam openhartig interview voor de rubriek 'De Tien Geboden' in Trouw (*). Hij zei toen over het vierde gebod ('Eer uw vader en uw moeder'): “Ik ben een nakomertje, de jongste van vier. Ik kreeg alles wat ik wilde hebben. Een verwend jongetje. Ook als lastige tiener had ik het rijk alleen. Mijn vader had een drukke baan, mijn broer en zussen waren al het huis uit – ik deed waar ik zin in had. Alles wat God verboden heeft.”

Je zou dus denken dat er, waar het gaat om aanvaarding van gezag, al in zijn opvoeding iets is misgegaan.

(*) Arjan Visser, "Ik wil gewoon gelukkig zijn", Trouw 16 oktober 2004



Andere recente columns