Rollen omgekeerd

2 juli 2010, column J.Th.J. van den Berg

Toen in 1946 de PvdA en de KVP samen een coalitie vormden, noemde de formateur ervan, L.J.M. Beel, deze verbintenis het ‘Nieuwe Bestand’. Het was inderdaad een nieuw soort combinatie, die tot dan toe onmogelijk was geweest. Dit, hoewel KVP en PvdA elkaar in een aantal opzichten ideëel nabij waren.

Dat waren zij niet in de kwestie-Indonesië. Om die tot een goed einde te brengen was een wijziging van de Grondwet noodzakelijk die in tweede lezing een meerderheid van twee derden in de beide Kamers vereiste. De KVP zag dit als aanleiding om bij de formatie van 1948 te eisen dat zou worden gewerkt aan een kabinet ‘op brede basis’, zoals de katholiek C.P.M. Romme dat noemde. Naast KVP en PvdA moesten er nog de CHU en de VVD bij.

Hoewel de PvdA daar niets voor voelde, moest zij er toch aan geloven: de KVP kon het ook wel zonder haar maar de PvdA niet zonder KVP. Dus kwam die brede basis er. Premier W. Drees, die het kabinet ging leiden, zou later toegeven dat die ook zijn voordelen had.

Alles op één voorwaarde: het kabinet bleef op gepaste afstand van de Tweede Kamer en de Kamerfracties behielden hun handelingsvrijheid tegenover het kabinet. De binding aan het kabinet bleef beperkt tot een paar hoofdpunten. Daarmee konden ook partijen aan het werk in één coalitie, die verder weinig met elkaar gemeen hadden. Interessant detail: de premier kwam niet uit de grootste partij (dat was de KVP), maar uit de kleinere PvdA.

De rollen zijn vandaag omgekeerd. Zowel de VVD als het CDA hebben een zekere voorkeur om een coalitie te vormen met alleen de PvdA. Nu echter verlangt de PvdA aanzienlijke verbreding van de kabinetsbasis, door toevoeging van D66 en Groen Links aan zulk een coalitie. Daar zitten Groen Links en D66 (en de VVD?) niet op te wachten. Alleen, het kan wel zonder hen maar zij kunnen niet zonder PvdA. In die zin keert de geschiedenis van de jaren veertig weer terug. Temeer omdat coalities die wij gewoon zijn, zoals die van CDA en VVD of van PvdA en CDA, niet mogelijk zijn. Wij kennen geen grote partijen meer.

Aangenomen dat wij naar een nieuwe ‘brede basis’ toe moeten, zou het wijs zijn om het goede voorbeeld van Drees, Romme en hun generatie te volgen en zulk een combinatie, die alle partijen van het politieke midden omvat, op ruime afstand van het parlement te plaatsen. Al was het maar, omdat tegenover centrifugale tendensen onder de kiezers een uitgesproken centripetaal gerichte coalitie wordt gesteld. Het kan, maar het is erg riskant.

Wat betekent dit? In de eerste plaats dat de (in)formateur van die coalitie de ruimte krijgt een programma op hoofdlijnen te ontwikkelen, net als in 1994, dat hij of zij voorlegt aan alle potentiële deelnemers. Dat zou ook een snellere procedure meebrengen en die kunnen wij in tijden van snel oplopend overheidstekort en schuldgroei, alsmede van grote economische beslissingen op mondiaal niveau en in de EU, wel gebruiken.

Het zou een minimumprogramma moeten zijn, omdat je zulke verschillende partijen niet méér mag binden dan strikt noodzakelijk. Dat schept ruimte voor het parlement.

Het zou voorts met zich mee brengen dat ministers hun zaak zelf overtuigend moeten verdedigen in de Tweede Kamer en er niet op mogen rekenen dat zij door hun eigen fractie uit de wind worden gehouden. Zo wist van 1913 tot 1918 premier P.W.A. Cort van der Linden, de laatste liberale premier tot nu toe, belangrijke beslissingen tot stand te brengen en veel ministers te verslijten, maar hij en zijn kabinet bleven op post.

Ten slotte zou het voor het evenwicht in de coalitie en voor adequate controle door de Kamer goed zijn, indien alle politieke leiders in de Tweede Kamer zouden blijven en zich dus niet met huid en haar aan het kabinet zouden uitleveren.

Tot slot, het debat in de Tweede Kamer over het eindrapport van informateur Rosenthal heeft meer helderheid verschaft omtrent de redenen waarom een coalitie met de PVV ‘niet mogelijk’ is: het CDA wil sociale hervormingen niet inruilen tegen rechtstatelijke kernwaarden. Daarover zou de PVV eerst helderheid moeten leveren. Daaraan wilde Wilders in de Kamer niet meewerken. De VVD liet helaas in het midden of zij de rechtsstaat voor onderhandeling vatbaar acht. Niettemin, onderhandelingen over andere coalities worden nu niet meer voortdurend bedreigd door de kans dat het plotseling toch nog tot een coalitie met de PVV komt. Daarover bestond na de rapportage van Rosenthal geen enkele zekerheid; daarin werd de PVV nogal ongemotiveerd afgeserveerd.



Andere recente columns