Een jaar zonder

26 februari 2010, column J.Th.J. van den Berg

Opnieuw heeft minister-president Balkenende bij de koningin zijn zin niet gekregen. In 2006 wilde hij graag doorregeren tot het einde van de normale termijn van het kabinet, in mei 2007. Het vertrek van de ministers van D66 zag hij het liefst geïnterpreteerd als een ministerscrisis. Dat ging niet door: de koningin benoemde een informateur (oud-premier Lubbers) die adviseerde tot Kamerontbinding maar ook tot een interim-kabinet, met een beperkte maar voldragen opdracht.

Nu adviseerde de minister-president zelf tot zulk een aanpak, maar koos de koningin voor voortgezet demissionair functioneren van de ministers, minus die van de PvdA. Geen ruimte dus voor besluiten over controversiële zaken die niettemin vragen om afdoening.

Het lijkt wel of de koningin de zittende premier niet mag.

Met de voorkeuren van de koningin heeft dit echter allemaal niets te maken. Zij heeft moeten constateren dat er onder de fractievoorzitters onvoldoende steun bestaat voor de constructie die Lubbers vier jaar geleden koos. Een interim-kabinet kan immers alleen worden gevormd als een meerderheid van de Kamer bereid is zulk een kabinet te steunen.

Die bereidheid wordt doorgaans gevoed door de gedachte dat het de moeite loont in alle stilte te investeren in een toekomstige coalitie. In 1958 kon het kabinet-Beel II (dat toch al een meerderheid had) rekenen op de stille steun van de VVD, die in 1959 tot het kabinet-De Quay toetrad. Het derde kabinet-Van Agt kon in 1982 aan het werk, omdat ook toen de VVD bereid was te 'investeren' in een nieuwe coalitie. Nu was er onvoldoende aanleiding om te geloven dat op toekomstige verbindingen zou kunnen worden gerekend of althans gehoopt. Vrijwel alle fracties gaven er de voorkeur aan de handen helemaal vrij te houden.

Aan de wenselijkheid van een stevig interim-kabinet doet dat niet af. Er zijn een paar kwesties, meer of minder controversieel, die weinig uitstel gedogen, waaronder een fatsoenlijk antwoord aan de secretaris-generaal van de NAVO omtrent de vraag waartoe Nederland nog bereid is in Afghanistan. Belangrijker is een voldoende robuuste meerderheid, zodra er rond een of meer banken dan wel rond de euro nieuwe crisisachtige problemen zouden ontstaan. Ook een demissionair kabinet is bevoegd tot handelen, maar het kan parlementair niets afdwingen en het staat, ook internationaal, zwak. Premier Balkenende had met zijn pleidooi bij de koningin dus schoon gelijk.

Dat had hij te meer, omdat pas op 9 juni verkiezingen plaatsvinden en er alle reden is te geloven dat het daarna moeilijk zal worden een stabiele politieke meerderheid te construeren. In Nederland betekent dit onvermijdelijk een zeer langdurige kabinetsformatie. Eer dat een nieuw kabinet echt met daden naar buiten komt, zijn wij waarschijnlijk een jaar verder. Wij zullen het dus een jaar zonder (echte) regering moeten stellen.

Het nu doorzeulende demissionaire kabinet is zo ongeveer de ongelukkigste oplossing van de crisis in het kabinet van CDA, PvdA en CU. Er is geen programma, maar alles hangt af van de bereidheid van een meerderheid in de Tweede Kamer om interventies niet als controversieel aan te merken. Het gaat daarbij niet om een stabiele meerderheid maar om wisselende meerderheden per vraagstuk.

Er is evenmin een poging gedaan een enigszins stevige bezetting van ministeries na te streven. Ministers kunnen bijna een jaar lang andere ministeries 'er wel bij doen' en bovendien wordt een mevrouw, die wegens gebrek aan gewicht omhoog is gevallen, geschikt geacht voor het ministerschap van milieubeheer en ruimtelijke ordening. Krachtiger methode om het regeren in Nederland quasi irrelevant te verklaren is nauwelijks denkbaar.

De fracties houden hun handen vrij, waarschijnlijk uit angst voor 'investeringen' bij de verkiezingen gestraft te worden. Het is ieder voor zich, op weg naar de verkiezingen van juni. Waarmee een zee van ruimte wordt geschapen voor populistische partijen, omdat de traditionele partijen niet echt richting wijzen. Waarmee het gevoel - hoe onjuist ook - kan worden gevoed dat de kabinetscrisis geen echt goede reden had.

Regering en parlement weten de indruk te wekken zichzelf niet erg serieus te nemen. Mogen zij straks verbaasd zijn als de kiezer geen van beide erg serieus neemt?



Andere recente columns