Wat wil het volk?
In het Bommel-verhaal 'de kwanten' komen heer Bommel en Tom Poes in het land Goesting, waar alles wat je wenst direct wordt gerealiseerd. De ambtenaar Dorknoper, die vanwege het ontbreken van vergunningen, poolshoogte komt nemen in Goesting kan dat, als Tom Poes hem dat vertelt, niet geloven. Tegenwoordig is, zo zegt Dorknoper tegen Tom Poes, niet de wil van enkeling wet, maar gebeurt wat het volk wil.
Na Dorknopers uitroep dat er in Goesting toch een nijvere bevolking moet zijn, is die bevolking (de kwanten) er echter meteen. En als hij verklaart dat een bevolking een eigen wil heeft, heeft die bevolking direct een eigen wil. Maar wat willen wij dan, vraagt één van de kwanten? Verontwaardigd antwoordt Dorknoper, dat wat ieder volk wil natuurlijk: goede sociale voorzieningen en ouderdomspensioen, en bromfietsen om van de natuur te kunnen genieten! De kwanten beginnen daarop massaal in de maat te roepen: 'Wij willen sociale voorzieningen!, 'wij willen bromfietsen om van de natuur te kunnen genieten!'.
Wat is de volkswil?: om die vraag draait het in een democratie. En die vraag beantwoorden, is - zo bleek in het Bommel-verhaal - nog niet eenvoudig. Tijdens de jaren van de Eerste Wereldoorlog trachtte het kabinet-Cort van der Linden, dat een zwakke parlementaire basis had, te regeren overeenkomstig 'de volkswil'. Vanuit de Tweede Kamer werden daar bezwaren tegen gemaakt. Wat de volkswil is, zo betoogden parlementariërs als Marchant, komt tot uitdrukking bij de verkiezingen; een andere basis is er niet.
Nu is een stem op een partij inderdaad een beperkt instrument om zoiets abstracts als 'de volkswil' vast te stellen. Als je bijvoorbeeld op de Partij voor de Dieren stemt, mag je er wel vanuit gaan dat kiezers en gekozenen redelijk eensgezind zijn over dierenwelzijn. Maar of dat ook geldt voor andere kwesties, is maar zeer de vraag. Wat is 'de volkswil' van de Partij voor de Dieren-stemmers ten aanzien van bijvoorbeeld de verhoging van de AOW-leeftijd?
Een alternatief zou zijn om over iedere kwestie een referendum te organiseren. Daartegen bestaan zowel praktische als inhoudelijke bezwaren. Iedere week een referendum wordt wat veel en referenda zijn vooral goed om te bepalen wat de meerderheid niet wil, maar minder goed om tot beleidsmaatregelen te komen. En dus is de vorm die wij kennen, verkiezingen met diverse partijen, zo gek nog niet. Daaraan kleven eveneens nadelen, maar het is alles afwegende de minst slechte vorm van democratie.
Dat er verschillen zijn tussen de opvattingen van kiezers en gekozenen moeten we maar op de koop toenemen. Kiezers hebben nu eenmaal uiteenlopende en vaak tegenstrijdige verlangens: minder files, maar ook behoud van het landschap; goede welzijnsvoorzieningen, maar tevens solide staatsfinanciën; veiligheid in de samenleving, maar ook respectering van privacy. Als er weer eens een geval van ernstige kindermishandeling aan het licht komt, wordt geroepen om betere samenwerking van hulpverleners. Maar als de overheid voorstelt om met kinddossiers te gaan werken om dat mogelijk te maken, wordt dat door sommigen gezien als betutteling.
Meer en meer lijken kiezers bovendien zelf nauwelijks te weten wat zij willen. In 2006 werd D66 'afgestraft' vanwege deelname aan een impopulair centrumrechts kabinet en drie jaar later keren die kiezers net zo snel in groten getale terug. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van begin 2006 wist de PvdA blijkens de uitslag uitstekend wat er onder 'het volk' leefde, maar een klein jaar later blijkbaar niet meer.
Iedere partij kan maar het beste op basis van de eigen maatschappijvisie tot standpunten komen. Uiteraard moet daarbij tevens rekening worden gehouden met mogelijkheden en onmogelijkheden om die wensen te realiseren. Voor een partij die bestuurlijke verantwoordelijkheid wil dragen, is dat moeilijker dan voor een 'getuigenispartij', maar dat kun je kiezers best uitleggen.
De eenmaal ingenomen standpunten moeten daarna krachtig en zelfbewust worden uitgedragen, zelfs als 'sommigen' (de vraag is altijd: wie zijn dat dan?) zeggen dat onvoldoende naar 'het volk' is geluisterd. Partijen moeten steun zien te vinden voor opvattingen en niet hun opvattingen voortdurend afleiden uit 'de volkswil', want dé volkswil bestaat niet.
Als te weinig wordt uitgegaan van een eigen visie en als vanwege de vrees onvoldoende naar 'het volk' te luisteren steeds van koers wordt veranderd, ontstaat al snel het beeld van een 'zwalkende' of 'draaiende' partij. En dat is dan niet eens ten onrechte.