Volksvertegenwoordigers

26 juni 2009, column Bert van den Braak

De vraag door wie 'het volk' in de Tweede Kamer het beste kan worden vertegenwoordigd is nog niet zo eenvoudig te beantwoorden. De bevolking is zeer divers samengesteld: oud, jong, man, vrouw, homo, hetero, hoog opgeleid, laag opgeleid, welvarend, arm, stedeling, plattelander, allochtoon, autochtoon, met kinderen, zonder kinderen, randstedeling, 'uit de provincie'.

Ons kiesstelsel is er op gericht de diverse in de samenleving aanwezige opvattingen zo eerlijk mogelijk een stem te geven in het parlement. Het is aan politieke partijen om te zorgen voor een evenwichtige representatie van alle geledingen van de samenleving. Dat dit voor grotere partijen gemakkelijker is dan voor een partij met slechts een handvol Kamerleden, spreekt voor zich.

Veel partijen willen ook nog dat er bij de kandidaatstelling rekening wordt gehouden met kennis van specifieke onderwerpen. Het is toch handiger als er iemand in de fractie is die iets afweet van belastingen of als er leden zijn met specifieke juridische kennis. Vaak wordt de kandidaatstelling bij partijen daarom centraal geregeld, al hebben partijleden meestal (formeel) een stem bij definitieve vaststelling van de kandidatenlijst. Wat slecht geregelde selectie tot gevolgen kan hebben, bleek in 2002-2003 overigens bij de toenmalige LPF-fractie.

Bij sommige partijen moet een kandidatenlijst voor een bepaald deel uit vrouwen bestaan. Bij de PvdA wordt bijvoorbeeld gestreefd naar een gelijk aantal mannen en vrouwen. Bij andere partijen is regionale verdeling een belangrijk aspect. Zo zijn bij het CDA als regel relatief veel leden uit Limburg, Brabant en Overijssel te vinden. D66 daarentegen kent een veel minder sturende rol van de partij bij de kandidaatstelling, omdat de lijst daar in principe rechtstreeks door de leden wordt samengesteld (al gaat daar wel een belangrijk advies aan vooraf).

De klacht dat 'gewone' mensen niet aan bod komen bij de kandidaatstelling en dat een kleine elite de dienst uitmaakt, is een populistisch verhaal. Het is ongetwijfeld waar dat het voor een lager opgeleid partijlid niet eenvoudig is om kandidaat te worden gesteld voor bijvoorbeeld het lidmaatschap van de Tweede Kamer. Aan het vervullen van die functie worden - vanzelfsprekend - eisen gesteld. Een partij wil uiteraard goede vertegenwoordigers, die goed het woord kunnen voeren, verstand van zaken hebben, en in een team kunnen werken. De kans daarop is bij een hoger opgeleide groter dan bij iemand met alleen basisonderwijs.

De huidige Tweede Kamer telt veel hoger opgeleide leden; veel meer dan in het verleden, toen bijvoorbeeld uit de vakbond afkomstige Kamerleden vaak alleen lager onderwijs en kaderopleidingen hadden gevolgd. Maar sinds de jaren zestig zijn ook vakbondsbestuurders meestal hoger opgeleid. Roemers, Kloos en Kok zijn daar voorbeelden van. FNV-voorzitter Astrid Jongerius is academisch geschoold. Het streven was jarenlang om iedereen - ongeacht sociale herkomst - kans te geven op een gedegen opleiding. Dan moet je niet verbaasd zijn dat er nu zoveel hoger opgeleide politici zijn en dat die hoger opgeleiden inmiddels veelal tot een hoger sociaal milieu zijn gaan behoren.

Betekent het feit dat Kamerleden niet uit achterstandswijken komen (of niet laag zijn opgeleid) bovendien dat ze daardoor geen weet hebben van wat er in die wijken speelt? Wie dat beweert, moet zich afvragen hoe het dan toch kon dat de rijke zakenman Wibaut, de op het grootseminarium en de universiteit opgeleide Mgr. Nolens of de econoom (en bij uitstek intellectualistische) Joop den Uyl wél voor de belangen van 'gewone' mensen konden opkomen? En wie zou durven beweren dat SP'er Ronald van Raak minder goed weet wat er onder zijn achterban leeft dan zijn fractiegenoot Remi Poppe?

Het is niet reëel om te verlangen dat Kamerleden zowel kennis en vaardigheden bezitten om daarmee de regering goed tegenspel te kunnen bieden, en tevens te stellen dat ze niet uit een welvarend milieu mogen komen of niet hoog mogen zijn opgeleid. Dat problemen van mensen in een achterstandssituatie moeilijk worden opgelost, ligt niet aan het feit dat die problemen niet worden herkend of erkend, maar dit komt omdat er nu eenmaal geen eenvoudige oplossingen zijn voor ingewikkelde problemen.

Onze volksvertegenwoordiging is geen exacte maatschappelijke afspiegeling van de samenleving en kan dat ook niet zijn. Van belang is dat de politieke meningen in de samenleving goed worden gerepresenteerd. Daarvoor hebben we een keurig en eerlijk stelsel van evenredige vertegenwoordiging.



Andere recente columns