Verplicht lief doen?
Enkele partijen (D66, SP, PvdA, ChristenUnie, GroenLinks) hebben laten weten na de verkiezingen van 2011 geen coalitiebesprekingen te zullen beginnen met de PVV van Wilders. In het CDA is over zulke mogelijke onderhandelingen een discussie ontbrand. De PVV beschuldigt partijen die nu al verklaren geen coalitie te willen vormen met de PVV van het vormen van een (links) cordon sanitaire. Maar vraag is of partijen (politiek-moreel) verplicht zijn om met iedere andere partij samen te werken?
Het stelsel van evenredige vertegenwoordiging leidt ertoe dat partijen na de verkiezingen een coalitie moeten vormen. Geen enkele partij haalt immers een meerderheid. Zelfs tijdens de meest succesvolle periode van het CDA (onder Lubbers) haalde die partij slechts 54 zetels. Pogingen van de progressieve partijen (PvdA, D66 en PPR) in de jaren zeventig om als blok op te treden en zo een meerderheid te behalen, faalden eveneens.
De verkiezingsuitslag bepaalt de gang van zaken bij een formatie. Als er niet direct een combinatie voor de hand ligt, verkent een informateur de mogelijkheden. Als regel komt die informateur uit de grootste partij. Er zijn in de parlementaire geschiedenis voorbeelden van formaties waarbij direct een formateur werd benoemd, maar vrijwel nooit waren die succesvol.
Als regel wordt bij de formatie getracht een parlementair meerderheidskabinet te vormen. Anders geformuleerd is dat een kabinet dat zich verzekerd weet van een meerderheid in het parlement en dat vooraf afspraken maakt over het regeerprogramma. Slechts in uitzonderingsgevallen - als pogingen om een dergelijk kabinet te vormen, zijn mislukt - kan worden gekozen voor bijvoorbeeld een kabinet zonder strikte binding. Sinds het vijfde kabinet-Colijn (1939) is het ondenkbaar dat een kabinet optreedt, dat het risico loopt direct te worden weggestuurd door de Tweede Kamer.
Bij de formatie onderhandelen partijen om tot een voldoende parlementaire vertrouwensbasis voor het nieuwe kabinet te komen. Daarbij spelen naast het programma ook portefeuilleverdeling en personele samenstelling een belangrijke rol. Er zijn diverse formaties geweest, waarbij hetzij de verdeling van posten, hetzij de keuze van personen alsnog tot mislukking leidden.
Wie met wie gaan onderhandelen, wordt deels bepaald door de verkiezingsuitslag, maar voorkeuren spelen uiteraard een rol. In 1982 werd de PvdA de grootste partij, maar gingen - na een informatie-Van Kemenade - CDA en VVD onderhandelen (en met succes). Het is verder denkbaar dat gedurende de formatie partijen concluderen dat niet tot een akkoord kan worden gekomen. In 1977 sloten PvdA en CDA elkaar niet uit bij de onderhandelingen en ondernamen zij langdurig pogingen om tot een coalitie te komen, maar kwam er uiteindelijk een CDA-VVD-kabinet. Ook in 2003 vond gedurende de formatie een wisseling van onderhandelingspartners plaats.
Onderhandelingen gaan in belangrijke mate over de inhoud. Het is onlogisch - sterker: onwenselijk - dat de indruk wordt gewekt, dat na verkiezingen iedere partij zomaar met andere partijen zal gaan onderhandelen, los van politieke stellingnames. Tussen SP en VVD bestaan bijvoorbeeld dusdanige programmatische verschillen dat het ondenkbaar is dat die partijen samen gaan onderhandelen, laat staan dat zij tot een akkoord zullen komen. Daar is geen expliciete verklaring voor nodig. Hetzelfde geldt voor enerzijds PVV en anderzijds SP, ChristenUnie, D66, GroenLinks en PvdA. Juist de indruk wekken dat dergelijke onderhandelingen denkbaar zijn, is misleidend.
Of een combinatie PVV-CDA denkbaar is, is - gezien zeer uiteenlopende opvattingen over bijvoorbeeld buitenlands beleid, Europa, defensie, vreemdelingenbeleid en staatkundige vernieuwing - eveneens zeer twijfelachtig. Dat alles nog los van de vraag of de PVV geschikte kandidaat-bewindslieden heeft. Buiten Wilders beschikt die partij nauwelijks over kandidaten met politiek-bestuurlijke ervaring, die ministeriabel zijn.
Dat nu al door partijen duidelijkheid wordt geboden over het niet aangaan van formatiebesprekingen met een bepaalde partij is verdedigbaar, maar grotendeels overbodig. Kiezers zullen van de partij van hun keuze immers niet verlangen dat die in een kabinet gaat samenwerken met een partij die volstrekt tegenovergestelde opvattingen heeft. Vooraf verklaren dat gezien de grote inhoudelijke verschillen niet met een bepaalde partij zal worden onderhandeld, is feitelijk een open deur. Met een cordon sanitaire heeft dit al helemaal niets te maken.