Lessen uit de geschiedenis?

20 maart 2009, column Bert van den Braak

De afgelopen eeuw hebben zich enkele ernstige economische crises voorgedaan. Premier Balkenende sprak recentelijk zelfs over 'de ernstigste crisis sinds de jaren dertig'. Nu is dat in bepaalde opzichten waar, maar het gevaar bestaat dat in den lande wordt gedacht dat de huidige crisis lijkt op die van de jaren dertig. Omstandigheden (nationaal en internationaal) en kennis over mogelijke aanpak zijn echter zeer verschillend.

In de jaren dertig leefde sterk het idee dat de overheid er vooral voor moest zorgen dat de begroting in evenwicht was. Bij het aantreden van het tweede kabinet-Colijn in 1933 werd dan ook gemeld dat eerst de budgettaire problemen zouden worden aangepakt en pas daarna de sociale. Doordat het kabinet het accent legde op de begroting ('aanpassing') moest fors worden bezuinigd. Dit beleid ondermijnde de binnenlandse koopkracht en trof vooral werklozen hard. Het maakte stimulering van de economie vrijwel onmogelijk. Het effect van dergelijke overheidsmaatregelen werd door het kabinet overigens ook betwist. Het kabinet beperkte zich tot beperkte werkverschaffingsprojecten en tot ondersteuning van sectoren.

Het kabinet-Colijn kwam in 1935 met een omvangrijk bezuinigingswetsontwerp. Bij de behandeling daarvan bleek op welk zwak politiek fundament het kabinet was gebouwd. Bij de formatie van 1933 hadden de katholieken geweigerd om samen met de liberalen in een parlementair kabinet te gaan zitten. Colijn had toen een extraparlementair kabinet gevormd, zonder duidelijke afspraken over het programma.

Tijdens het debat over het bezuinigingsontwerp bleek dat gemis aan overeenstemming met de katholieken over de economische politiek tot onoverkomelijke tegenstellingen had geleid. Er ontstond een kabinetscrisis. Omdat een alternatief voor de regeringscombinatie ontbrak, keerde het kabinet in vrijwel dezelfde samenstelling terug. De tegenstellingen bleven echter en zouden in 1939 - onder een volgend kabinet-Colijn - opnieuw aan het licht komen. Herstel bleef langer uit dan nodig was geweest.

Bij de volgende grote economische crisis, die na de oliecrises van 1973 en 1979 uitbrak, werd lange tijd gedacht dat een volstrekt andere aanpak dan in de jaren dertig de remedie was. De problemen bleken echter van geheel andere aard te zijn dan in de jaren dertig. In de jaren zestig en zeventig was er - in een reeks van kabinetten - sprake van toenemende overheidsuitgaven en stijgende lastendruk. In een periode van economische groei was dat aanvaardbaar, maar die groei stagneerde meer en meer. Bovendien kreeg ons land te maken met toenemende inflatie. Het kostenniveau werd te hoog, rendementen van bedrijven namen af, investeringen bleven uit en dat leidde tot toenemende werkloosheid. Omdat er sprake was van een internationale crisis werd handelsland Nederland extra getroffen. De economische crisis verergerde in toenemende mate de budgettaire problemen en zorgde voor een enorm financieringstekort.

Het kabinet-Van Agt I kwam in 1978 met de nota Bestek'81 waarin naast ombuigingen een beleid van loonmatiging werd aangekondigd. Onder meer door tegenstellingen in de coalitie (zowel minister Albeda als de CDA-fractie wilden niet te veel bezuinigen) bleek dat beleid onvoldoende te zijn. Het was in 1980 voor minister Andriessen van Financiën reden om af te treden.

Pas in 1982 kwam er met het aantreden van het eerste kabinet-Lubbers een ingrijpend pakket aan bezuinigingen. Vooral ambtenaren, onderwijzers en uitkeringsgerechtigden moesten inleveren, sociale regelingen werden versoberd en veel overheidstaken werden afgestoten. Basis van dit beleid was een hecht en gedetailleerd regeringsprogramma dat door enkele fractiespecialisten van CDA en VVD werd voorbereid. Strakke regie door met name premier Lubbers en CDA-fractievoorzitter Bert de Vries zorgde voor ongestoorde uitvoering.

Die aanpak herhaalde zich bij latere kabinetten. Toen zich in 1990 en 1991 - vooral door internationale factoren zoals de Duitse eenwording - nieuwe economische en financiële problemen voordeden, kwam het derde kabinet-Lubbers met de zogenaamde Tussenbalans. Opnieuw werd gekozen voor een pakket van ombuigingen, ruimte voor investeringen en loonmatiging. Hoewel kritiek vanuit de CDA-fractie onder leiding van Brinkman tot veel strubbelingen leidde, konden het kabinet en minister Kok hun beleid uitvoeren. Tijdens het eerste Paarse kabinet konden daarvan - mede door internationaal herstel - de vruchten worden geplukt.

Bij de aanpak van economische crises lijken twee zaken van belang: een duidelijke koers van het kabinet met voldoende politieke steun en zorgvuldige analyse van de problemen. Bij het trekken van lessen uit eerdere crises is voorzichtigheid geboden. Iedere crisis heeft weer een eigen kenmerken.

Laten we er vanuit gaan dat de lange duur van de besprekingen in het kabinet worden veroorzaakt door het streven naar draagvlak en draagkracht. Als de geschiedenis ons iets leert, dan is wel dat die factoren essentieel zijn voor kans op succes. En dat is dan dus verstandig.



Andere recente columns