Europa slaagt, maar hoe?
In de riskante en tegelijk ingewikkelde vraagstukken van het laatste halve jaar - van de Georgische crisis tot en met de economische terugval - heeft het Europese project zijn kracht bewezen. De euro is daarbij een veel betere monetaire bescherming gebleken dan de afzonderlijke nationale munten hadden kunnen zijn. In de Georgische crisis heeft de Franse president Sarkozy namens de EU onmiddellijk en grosso modo adequaat gehandeld. De lidstaten van de EU hebben op de bancaire crisis, ondanks belangentegenstellingen, gecoördineerd gereageerd en bovendien de Verenigde Staten ervan overtuigd dat ook zij deze serieus behoorden te nemen.
Het ziet ernaar uit dat het initiatief van de Europese Commissie om even gecoördineerd de economische terugslag te bestrijden door de Europese Raad niet slechts is overgenomen maar ook zal worden uitgevoerd. Zelfs het probleem van klimaatbeheersing en het terugdringen van CO2 uitstoot heeft, naar het zich laat aanzien, een gezamenlijke Europese aanpak gevonden.
Er mag, niet het minst in de laatste jaren, veel kritiek zijn geweest op het Europese project. Nu het in 2008 een paar belangrijke vuurproeven moest doorstaan, heeft het zijn kracht bewezen; ook in een constellatie met zeven en twintig lidstaten, die recent nog voor veel te groot en omslachtig werd gehouden om effectief te zijn. Dat bleek dus mee te vallen.
De wijze waarop deze kracht werd gedemonstreerd is voor Nederlandse Europeanen niet louter mooi om aan te zien. Ons land heeft immers van meet af aan geïnvesteerd in de supranationale instellingen, de Europese Commissie en het Europese Parlement in het bijzonder. Wij waren, al vanaf de jaren zestig, steeds tegen vormen van leiderschap - zoals de periodieke topconferenties van regeringschefs - die te kort konden doen aan Commissie en Parlement.
Die topconferenties, die uiteindelijk zijn uitgemond in de Europese Raad, werden beschouwd als het gaullistische speeltje van de grote lidstaten, die de integratie alleen maar te kort konden doen. Wij zijn blijven zeuren tot en met de totstandkoming van het Constitutionele Verdrag, dat aan de intussen toch algemeen aanvaarde Raad een semi-permanent voorzitterschap verbond. Dit, terwijl Nederland het gevecht om de machtsverdeling in de Unie al in 1992 had verloren, in de aanloop naar de top over wat later het Verdrag van Maastricht zou worden.
De kracht van de EU zit onmiskenbaar ten dele in instellingen als de Commissie en het Parlement, vooral als het erom gaat de noodzakelijke harmonisatie van normen en regels tot stand te brengen. Hopelijk doen zij dit niet alleen om een gemeenschappelijke markt te doen functioneren maar ook om de sociale rechtsstaat afdoende te beschermen. Daar is een goed functionerende motor voor nodig, de Europese Commissie, en een effectief medevormende en controlerende volksvertegenwoordiging. Beide zouden trouwens best wat 'politisering' kunnen gebruiken, want beide, zeker de Commissie, riskeren voortdurend de verambtelijking.
Hoe men het wendt of keert, het politieke zwaartepunt is bij de Europese Raad terecht gekomen, de meest wendbare instelling en ook degene die het dichtst gebleven is bij de ondervonden werkelijkheid van de Europese burgers. Die willen wel coördinatie en harmonisatie, maar geen uniformering en geen zware hiërarchie.
Eigenlijk is dat het ook wat Nederlandse burgers hebben willen zeggen bij het Europese referendum van 2005. In de kern is de EU niet een organisatie op weg naar een federale staat maar zij is een intergouvernementele organisatie met een aantal, steeds sterker functionerende, coördinatiemechanismen. Met andere woorden, de EU is een organisatie waaraan niet zozeer soevereiniteit wordt afgestaan, zoals burgers in 2005 vreesden, maar waarin soevereiniteit steeds meer wordt gedeeld.
Het Franse ontwerp voor Europa is effectiever gebleken dan het Nederlandse en dat van andere, hoofdzakelijk kleinere lidstaten. Belangrijker, het heeft onder onze eigen bevolking waarschijnlijk meer aanhang dan ons eigen supranationale ontwerp. Misschien moeten wij het semi-permanente voorzitterschap dan ook maar aanvaarden. Dus, nu maar hopen dat de Ieren bij een tweede referendum alsnog instemmen met het Verdrag van Lissabon, dat in zulk voorzitterschap voorziet.