"In het algemeen belang"
Je kan jezelf soms lelijk tegenkomen.
Bijna drie jaar geleden besprak ik op deze plek de vernietiging door minister Donner (toen op Justitie) van een besluit van het gemeentebestuur van Haarlemmermeer om het uitzendcentrum op Schiphol gesloten te houden wegens brandgevaar. (De fatale brand aldaar, die elf mensen het leven had gekost, had kort daarvoor plaatsgehad.) De Grondwet geeft al sinds 1848 krachtens art. 132, lid 4 aan de regering de bevoegdheid een besluit van gemeente of provincie te vernietigen, als zij dit in strijd acht met de wet of met het algemeen belang.
Die bevoegdheid komt elders in democratisch Europa niet voor. Het Europese Handvest voor Lokale Autonomie (EHLA) zegt in art. 8, dat bestuurlijk ingrijpen alleen is toegestaan indien gemeenten of provincies handelen in strijd met het recht. Nederland heeft zich bij dit Handvest aangesloten, maar een voorbehoud gemaakt bij art. 8. Ons land kan door dit artikel niet worden gebonden. Minister Donner handelde dan ook, naar Nederlands recht, niet onrechtmatig.
Dit voorbehoud had, eind jaren negentig, kritiek ondervonden van een missie van de Raad van Europa, die zulk voorbehoud in een rapport over Nederland achterhaald achtte en in strijd met goede omgangsvormen tussen staat en lokaal bestuur. Het Congres van Lokale en Regionale Overheden in Europa (CLRAE) sloot zich bij deze kritiek aan. Dat deed het met te meer gemak, omdat BZK destijds geneigd was aan het CLRAE tegemoet te komen. Zo niet echter de minister van Justitie, vijf jaar later.
In mijn artikel van 21 december 2005 leverde ik kritiek op het vernietigingsbesluit van minister Donner, mij aansluitend bij de opvatting van het CLRAE. Het is toch te gek dat een rechtmatig genomen besluit van een gemeentebestuur eenvoudig opzij kan worden geschoven door een minister die denkt dat dit niet in zijn kraam te pas komt?
Vond ik.
Totdat kort geleden de minister van Financiën ingreep, wederom met gebruikmaking van art. 132, lid 4 van de Grondwet, in de besluiten van GS van Noord-Holland en 22 gemeenten om beslag te leggen op banktegoeden in IJsland, om zich ervan te verzekeren het daar belegde vermogen weer terug te krijgen. Minister Bos stak daar een stokje voor. Hij vond het spaargeld van Nederlandse burgers van meer belang dan de provinciale en lokale beleggers. Bovenal, hij en het kabinet meenden dat Nederland in de bestrijding van de financiële crisis internationaal als eenheid diende op te treden. De regering zou in IJsland niet voor de voeten mogen worden gelopen door zijn eigen lagere overheden.
Onmiskenbaar handelde ook minister Bos in strijd met art. 8 van het EHLA. Zijn vernietigingsbesluit werd immers ingegeven door zijn opvatting over het algemeen belang. Wat de betrokken lagere overheden hadden gedaan was niet in strijd met het recht.
Niettemin meen ik nu dat minister Bos schoon gelijk heeft en dat er alle reden is om hier, in het algemene Nederlandse belang, in te grijpen. Het argument van GS in Noord-Holland dat het hun te doen was om de regionale belastingbetaler, snijdt geen hout. Provinciale belastingen bestaan louter formeel, dankzij een opslag op de motorrijtuigenbelasting, door het Rijk geïnd en aan provincies toebedeeld. Provincies beslissen over de hoogte van de opslag maar doen verder niets. (Zulke shared taxes, zoals die in het jargon heten, genieten in Europa weinig aanzien; zij worden niet als echte lokale belastingen beschouwd.)
Het blijft echter knap inconsequent om het ingrijpen van minister Donner af te wijzen met een beroep op het EHLA en drie jaar later de interventie van minister Bos te onderschrijven, alsof het Handvest nu even niet bestaat.
Waarschijnlijk is de volgende redenering nog de meest adequate. Het Nederlandse voorbehoud jegens art. 8 EHLA is en blijft onjuist, wat ook betekent dat het Grondwetsartikel 132. 4 zou moeten verdwijnen. Daartegenover staat dat in de wet die het kapitaalverkeer van lagere overheden regelt (Wet FIDO) een bepaling zou passen die de staat de bevoegdheid verleent exclusief alle rechtsaanspraken op banktegoeden buiten de EU te verenigen. Onder die voorwaarde is staatsingrijpen gerechtvaardigd: niet met beroep op een vaag algemeen belang maar ter naleving van het recht. Dat laatste begrijpt in Europa iedereen.