Zo was het toevallig ook nog eens een keer
Bemoeienis van de overheid met tv-uitzendingen is in Nederland een zeldzaam verschijnsel. Er is één voorbeeld van direct ingrijpen door de regering. In maart 1963 schrapte de KRO, kort voor uitzending, een BBC-interview met de Franse christendemocratische politicus Georges Bidault. Dat was een voormalige premier die in steeds rechtser politiek vaarwater terecht was gekomen. Bidault had zich aangesloten bij een groep die een coup tegen president De Gaulle had voorbereid. Het kabinet vreesde dat uitzending tot ernstige verstoring van de relatie met Frankrijk zou leiden.
De staatssecretarissen Scholten en Van Houten drongen er bij KRO-voorzitter (tevens KVP-Tweede Kamerlid) Van Doorn krachtig op aan af te zien van de uitzending. Zij verklaarden nadrukkelijk niet uit te zijn op een verbod, omdat het Televisiebesluit 1956 geen preventief toezicht kende. Niettemin werd ook gedreigd 'de knop om te draaien' als de uitzending toch zou doorgaan. Dat zou gebeuren vanwege de mogelijke verstoring van openbare orde en rust.
Onder protest zwichtte de KRO voor de druk. Van Doorn liet in de uitzending van Brandpunt weten de inbreuk op de vrijheid van meningsuiting ernstig te vinden. In een door de PvdA'er Kranenburg aangevraagde interpellatie bleek een meerderheid van de Tweede Kamer dat KRO-standpunt te delen. Een motie werd met 51 tegen 48 stemmen aangenomen, onder andere omdat vijf KVP'ers (onder wie uiteraard Van Doorn) vóór stemden.
In april 1980 was opnieuw een BBC-programma reden tot zorgen van de regering. Vrees bestond dat de documentaire 'Dood van een prinses', die door de NOS zou worden uitgezonden, de relatie met Saoedi-Arabië zou verstoren. De film ging over onthoofding van een Saoedische prinses vanwege door haar begaan overspel. Uitzending in Engeland had tot negatieve Saoedische reacties en tot enige sancties geleid. Minister Gardeniers en vicepremier Wiegel wezen op de mogelijke negatieve politieke en economische gevolgen en bepleitten de film niet uit te zenden. Ook vanuit het bedrijfsleven werd daarop aangedrongen. Staatssecretaris Smit-Kroes ging naar Riaad om het Nederlandse standpunt uit te leggen. De NOS zwichtte echter niet. De gevreesde gevolgen bleven uit.
Een klemmend beroep van minister Van den Broek op de VARA deed die omroep in februari 1987 wel afzien van uitzending van een fragment uit de Tagesshow van Rudi Carrell. Daarin was als satirisch onderdeel te zien dat damesondergoed naar de Iraanse leider Khomeiny werd gegooid. De uitzending door de Duitse tv had in Iran geleid tot fel en massaal protest. De VARA liet bij monde van presentator Paul Witteman weten zich bij het besluit tot schrappen van uitzending van het fragment te hebben laten leiden door de mogelijke gevolgen voor Nederlanders in Iran.
De uitzendingen in 1980 en 1987 hadden betrekking op de relaties met de islamitische wereld. Veel eerder, in 1964, was er commotie in eigen land vanwege gekrenktheid van religieuze gevoelens van christenen. Op 4 januari 1964 werd in het satirische VARA-programma 'Zo is het toevallig ook nog eens een keer' de toenemende aantrekkingskracht van de televisie op de hak genomen. Dat gebeurde in een door acteur Peter Lohr uitgesproken overpeinzing, onder de titel beeldreligie. Hierin kwamen verwijzigingen naar bijbelse passages voor en de overpeinzing eindigde met de woorden: "Geef ons heden ons dagelijks programma. Wees met ons, o beeld, want wij weten niet wat wij zonder u zouden moeten doen."
De uitzending leidde tot ongekend felle reacties. De Gereformeerde en Hervormde Synodes spraken zich in afkeurende zin uit en ook uit katholieke hoek kwamen er protesten. De Volkskrant, toen nog spreekbuis van katholiek Nederland, noemde het programma blasfemisch en deed de kritiek vergezeld gaan van een aanval op de socialistische VARA. De vier voorzitters van de regeringsfracties (dus inclusief - tot ongenoegen van de JOVD - VVD'er Geertsema) en SGP-voorman Van Dis stelden vragen en wilden ministerieel ingrijpen. Minister Bot overwoog die maatregelen ook, maar zag daar enige dagen later van af, omdat daarvoor onvoldoende gronden waren.
Vanuit een deel van de bevolking waren de reacties zeer emotioneel. Naast oprechte afkeuring en bezorgdheid waren er scheldbrieven en bedreigingen. Voor hoofdredacteur Herman Wigbold en presentatrice Mies Bouwman werd politiebewaking nodig geacht. De reacties, nog geen vijftig jaar geleden in Nederland, waren niet te vergelijken met wat we nu in sommige landen mogen verwachten als reactie op de Wildersfilm. Toch is het goed ons te realiseren dat relatief kort geleden ook bij ons 'krenking' van godsdienstige gevoelens tot hevige beroering leidde en dat vanuit politieke en kerkelijke kring om maatregelen werd gevraagd. En toen ging het nog om onbedoelde krenking.