Een vak apart, ook bij de buren
Het formeren van een kabinet is een vak apart, zoals wij hier maar al te goed weten. Men kan de verkiezingen met glans hebben gewonnen, maar toch tijdens de coalitievorming erna volledig onderuit gaan. Het meest klassieke voorbeeld daarvan levert 1977: de PvdA onder premier Den Uyl behaalde een grootse verkiezingszege maar belandde uiteindelijk, na 208 slopende formatiedagen, in de oppositie.
Natuurlijk stond Den Uyl onder enorme druk van zijn partij, maar hij maakte ook zelf belangrijke beoordelingsfouten. Zo trachtte hij te veel de druk in eigen kring te transformeren tot weigerachtigheid van zijn onderhandelingspartners. Hij begon trouwens te snel en te gretig als formateur. Er zijn politici die niet tegen hun verlies kunnen; Den Uyl bleek een voorbeeld van een politicus die niet tegen zijn winst kon.
Aan juist deze kabinetsformatie in Nederland heb ik in de afgelopen weken dikwijls moeten denken toen ik onze zuiderburen vanaf 10 juni bezig zag een nieuwe coalitie te vormen. (Ik bleek niet de enige: onlangs maakte Bart Dirks, de correspondent van de Volkskrant dezelfde analogie.) "Paars" was, nu ook in Brussel, zijn houdbaarheidsdatum gepasseerd. Voor het overige was de verkiezingsuitslag aan weerszijden van de taalgrens nogal asymmetrisch uitgevallen. In Vlaanderen was het de christen-democraat, Yves Leterme die had gewonnen, en niet zo'n beetje ook. Hij had in een kartel met Vlaamse nationalisten de federalistische kaart gespeeld.
In Wallonië wonnen niet de christen-democraten maar de liberalen van Didier Reynders, die juist geen representanten zijn van verdere federalisering. Geen "Belgischer" partij dan de Mouvement Réformateur. De MR was maar wat trots op zijn zege, want eindelijk was daardoor de dominantie van de Waalse socialisten gebroken.
Twee triomfators dus, maar met tegengestelde ambities. De enige symmetrie zat in de desastreuze uitslag voor Waalse én Vlaamse socialisten.
Waarom de voorfase - het informateurschap van de ervaren christen-democraat Jean Luc Dehaene - maar een week duurde, weet nog steeds niemand. Te spoedig echter en te gretig ging de Vlaamse overwinnaar Leterme aan de slag. Doel: een coalitie van christen-democraten en liberalen onder zijn leiding. Die zou een strikt economisch beleid moeten gaan voeren, want de nationale schuld is, in een vergrijzend land, veel te hoog, maar ook de werkloosheid ligt op een te hoog peil. Voorts echter wilde Leterme, met brede Vlaamse steun, staatshervorming, tegelijk een ruime stap verder naar federalisering.
Daarmee kwam hij terecht in een complexe situatie, want de Franstalige partijen wilden geen van alle van staatshervorming weten. Bovendien wilden de Franstalige christen-democraten (CDH) liever samen met de socialisten in een coalitie. De Vlaamse socialisten wilden echter maar één ding: de oppositie. In de politieke families bleken dus niet alleen letterlijk maar nu ook figuurlijk twee verschillende talen te worden gesproken.
Er werd dus in plaats van triomfalisme voornamelijk professionaliteit gevraagd. Die bleek bij Leterme onvoldoende in de voorraad. Hij faalde na maandenlange pogingen. Niet alléén door eigen schuld, maar wel in beslissende mate. Hij bleek niet in staat waar nodig zijn electorale winst in te zetten tegen al te onbuigzame bondgenoten. Toen zijn kartelpartners op het moment suprême bleven tegen liggen, kuurde hij hun starheid uit op de Franstalige christen-democraten, juist toen die waren begonnen een beetje in te schikken. De "Fout van Den Uyl", dertig jaar later.
De Vlaamse christen-democraten moesten vervolgens aanzien hoe zij op hun plaats werden gezet door hun aartsvijand, eerste minister Guy Verhofstadt, Vlaams liberaal die aan het eind van de jaren negentig de dominantie van de christen-democraten in Vlaanderen had weten te breken, maar die in 2007 zelf onderuit was gehaald. In de verkiezingen, maar dus niet in de formatie. Net zoals de PvdA in 1977 in de hoek was gezet door aartsvijand Dries van Agt. Het lot van de PvdA was overigens erger dan dat van Letermes CD&V nu: de laatste hoefde niet naar de oppositie.
Verhofstadt liet zien waartoe timing (vooral niet te vroeg interveniëren) en vakmanschap leidden: nog net voor de Kerst, na 190 dagen, een kabinet, ook al is het niet meer dan een noodregering voor drie maanden. Het duurrecord (208) blijft zodoende in Nederland. Yves Leterme mag voorts wat Den Uyl destijds niet mocht: een derde poging wagen om althans tegen Pasen een definitieve coalitie te vormen. Het verschil tussen 1977 hier en 2007 daar: Leterme is incontournable (zoals Walen én Vlamingen het noemen); niemand kan om hem heen, terwijl het in 1977, tot schrik van de PvdA, heel goed bleek te kunnen zonder Den Uyl.