Alleen bij uiterste noodzaak
De indruk bestaat dat de SP zich geleidelijk 'gouvernementeler' gaat opstellen. Als teken wordt gezien dat Jan Marijnissen overweegt om, net als zijn collega-fractievoorzitters, toe te treden tot de commissie voor inlichtingen- en veiligheidsdiensten uit de Tweede Kamer. En hoewel de SP kritisch is over het hervormingsverdrag voor de EU, lijkt de toon minder afwijzend dan in 2005. Nog belangrijker: na de verkiezingen van 2006 leek de SP bereid compromissen te sluiten om deelname aan een kabinet met CDA en PvdA mogelijk te maken. In hoeverre dat echt koerswijzigingen zijn, is echter de vraag.
Voor politieke partijen komt er bijna altijd een moment van toetreding tot een kabinet; het moment waarop kan sterk verschillen. De ChristenUnie is al na zes jaar doorgedrongen tot de regeermacht. PPR en D66 werden na respectievelijk vijf en zeven jaar regeringspartij. De in 1879 opgerichte ARP trad na negen jaar toe tot het kabinet. Voor de SDAP, opgericht in 1894, duurde het echter liefst 45 jaar voordat die partij tot een kabinet toetrad (nadat zij overigens een kwart eeuw eerder, in 1913, een serieuze kans voorbij had laten gaan).
Regeringsdeelname hangt zeker niet af van de sterkte van de Tweede Kamerfractie. DS'70, PPR, D66 en ChristenUnie waren aanmerkelijk kleiner dan de SP nu, maar werden toch bij de formatie betrokken. Verder lijkt het beschikken over bestuurlijke ervaring in een partij evenmin van doorslaggevende betekenis. Voor deelname van de nieuwkomers DS'70 en LPF was dat althans geen belemmering. Wel kan worden gesteld dat toen de SDAP in 1939 regeringspartij werd, de op gemeentelijk en provinciaal bewezen bestuurskracht had bijgedragen aan de acceptatie van de sociaal-democraten.
Dat de SDAP zo lang moest wachten op toetreding tot het kabinet had vooral met politieke omstandigheden te maken. In 1913 was de partij er nog niet 'klaar' voor. In het interbellum beschikten de christelijke partijen (de 'coalitie') over een meerderheid. Die partijen wezen tot midden jaren dertig regeringsdeelname van de SDAP vanwege fundamentele verschillen in opvattingen af. Dat gold ook in situaties waarin de samenwerking in de coalitie spaak was gelopen. De katholieke voorman Nolens stelde in 1926 dat alleen 'bij uiterste noodzaak' regeringsdeelname van de SDAP mogelijk was. Opvattingen over met name het economisch beleid, defensie en de monarchie (de SDAP was tot midden jaren dertig vóór nationale ontwapening en een republikeinse partij) waren onoverkomelijke obstakels.
De SDAP maakte begin jaren dertig een koerswijziging. De partij schudde een deel van haar 'ideologische veren' af, werd gouvernementeler, en werd zo aanvaardbaar voor andere partijen. Dit betrof overigens niet alleen inhoudelijke wijzigingen, maar ook meer symbolische uitingen zoals het vlaggen op nationale feestdagen en het aanvaarden van ridderorden. Dat maakte het voor de RKSP vanaf 1935 mogelijk de doctrine van de uiterste noodzaak daadwerkelijk toe te passen. Nadat de Colijniaanse crisispolitiek was vastgelopen en ook CHU en VDB bereid waren de SDAP als regeringspartij te accepteren, werd in 1939 een kabinet met katholieken en sociaal-democraten mogelijk.
De vraag is of de SP ook zo'n beweging kan maken. Regeringsdeelname betekent dat compromissen moeten worden gesloten en dat die vervolgens (zeker door de eigen bewindspersonen) moeten worden verdedigd. Dat is een wel heel andere rol dan die de SP nu speelt. Nu is de SP een partij met ferme standpunten en goede banden met het actiewezen. Veel meer dan de vooroorlogse SDAP heeft de SP een oppositioneel (anti-Haags én anti-Brussels) imago. Bestuurlijk heeft zij zich bovendien nog nauwelijks kunnen bewijzen.
Vooral de inhoudelijke verschillen met het CDA zijn groot. Standpunten van de SP over deelname aan internationale vredesoperaties, de (geprivatiseerde) zorgsector, het inkomensbeleid en Europa liggen ver af van die van het CDA. Als de SP al regeringspartij wordt, dan zal dat logischerwijs alleen in combinatie met het CDA kunnen zijn (een combinatie SP-VVD is praktisch uitgesloten en een linkse meerderheid onrealistisch). Er is weinig reden te verwachten dat het CDA bijvoorbeeld een minder pro-Europese koers gaat varen of een radicaal ander inkomensbeleid overweegt.
De vraag blijft echter in hoeverre de SP serieus wil toewerken naar regeringsdeelname. Voor regeringsdeelname is de SP afhankelijk van het CDA. Zo lang er voor het CDA alternatieve combinaties mogelijk zijn, ligt een kabinet met daarin de SP allerminst voor de hand. Net als in het interbellum voor de Katholieken ten aanzien van de SDAP gold, geldt nu voor het CDA dat regeringsdeelname van de SP alleen 'bij uiterste noodzaak' denkbaar is. Om die noodzaak te bereiken, is wel wat meer nodig dan een vooral cosmetische gouvernementelere houding van de SP.