Aalberse stond aan wieg van verzorgingsstaat
Eerder dit jaar zijn door het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis de dagboeken van de katholieke staatsman P.J.M. Aalberse uitgegeven. Zijn politieke leven beslaat een periode van bijna een halve eeuw. Aalberse was voorvechter en organisator van de katholieke arbeidersbeweging en een bekwaam, sociaal voelend politicus en wetgever. De bewerking van de dagboeken door Ton Kappelhof en Hans de Valk heeft tot een fraaie uitgave geleid, voorzien van een groot aantal toelichtende noten. Hoewel dagboeken met enige terughoudendheid als bron moeten worden gebruikt (het belicht uiteraard altijd eenzijdig gebeurtenissen en Aalberse gaat erg prat op eigen successen), zijn ze vanuit allerlei oogpunten interessant. Jammer is vooral dat Aalberse niet even trouw zijn dagboeken bijhield, waardoor er nogal wat hiaten zijn. De verzuchting die Aalberse zelf keer op keer in zijn dagboek slaakt, dat het toch jammer is dat hij lange tijd niets had opgetekend, kunnen wij als lezers slechts beamen.
Door de mix van politieke en persoonlijke gebeurtenissen ontstaat een veel rijker beeld dan in een louter politiek-historische monografie. Dagelijkse beslommeringen mengen zich met ingrijpende politieke gebeurtenissen. Die persoonlijke wetenswaardigheden variëren van triviale zaken als het zoeken van een nieuw huis, de tijdelijke afwezigheid van de huishoudsters of de ongemakken van steenpuisten tot het overlijden van één van de kinderen van Aalberse. De lezer krijgt daarnaast een aardig beeld van het katholieke leven in Nederland in de eerste helft van de twintigste eeuw in al zijn schakeringen.
De katholieken waren in die tijd nog bezig met de laatste fase van hun emancipatie. Formeel hadden zij een gelijke positie aan de protestanten, maar feitelijk moesten zij nog omzichtig te werk gaan om geen aanleiding te geven voor oplevend antipapisme. Dat antipapisme was in sommige protestantse kringen nog in meer of mindere mate aanwezig. De CHU-politicus De Vos van Steenwijk waarschuwde in de jaren dertig de koningin meermalen tegen het optreden van een katholieke minister-president. In zijn ogen kon worden getwijfeld aan de loyaliteit (!) van de katholieken, omdat die immers allereerst gehoorzaam waren aan de paus. Overigens kan uit de dagboeken worden afgeleid dat de koningin juist veel waardering had voor Aalberse.
Voor de katholieken gold, net zo goed als dat bij andere zuilen het geval was, dat in het isolement hun kracht lag. Anderzijds mochten katholieken soms openlijk en massaal hun toenemende sterkte en zelfvertrouwen demonstreren, waarbij politici en de clerus aanwezig waren. Aalberse was aan die katholieke zuil met al zijn vezels verbonden. Wat nu ondenkbaar zou zijn, was dat toen nog niet: een minister hield er nog de nodige nevenfuncties op na. Zo had Aalberse grote belangen in de katholieke pers. Dat bezorgde hem overigens zeer veel kopzorgen toen een faillissement dreigde van een krant en uitgeverij, waarin Aalberse zelf veel geld had gestoken. Dat had zelfs tot zijn voortijdige aftreden kunnen leiden.
Aardig zijn verder de inzichten die wij krijgen in de onderlinge verhoudingen in de katholieke wereld. De relatie tussen de voormalige Leidse studiegenoten Aalberse en Ruijs de Beerenbrouck (samen oprichters van de Leidse studentenvereniging Augustinus) was bijvoorbeeld van tijd tot tijd tamelijk gespannen, omdat Aalberse Ruijs soms verweet hem te weinig te steunen.
Het ministerschap van Aalberse (1918-1925) krijgt in de dagboeken veel aandacht. Aalberse werd in 1918 de eerste minister van Arbeid; een departement dat niet alleen de zorg had voor de sociale en arbeidswetgeving, maar ook voor volkshuisvesting en volksgezondheid. Hij zou tijdens dat ministerschap een indrukwekkende reeks wetten tot stand brengen. Zo zorgde Aalberse voor een nieuwe Arbeidswet, die onder meer de achturige werkdag invoerde, regelde hij de verzekering tegen invaliditeit en ouderdom en stelde hij de Hoge Raad van Arbeid (de voorloper van de SER) in. Verder regelde hij het staatstoezicht op de volksgezondheid en zorgde hij door de Arbeidsgeschillenwet voor betere mogelijkheden tot het oplossen van arbeidsconflicten. De bouw van goedkope woningen werd door hem sterk gestimuleerd.
Uitgebreid gaat Aalberse uiteraard ook in op de kabinetscrisis van 1935, waarbij de katholieken het vertrouwen opzegden in het kabinet-Colijn. Dat leidde tot een eerste serieuze poging van katholieke zijde tot samenwerking met de sociaaldemocraten. Het niet kunnen vinden van een derde partij - een voorwaarde die de katholieken zichzelf hadden gesteld - maakte dat toen nog onmogelijk.
Het CNV heeft de op sociaal gebied toch minder aansprekende Slotemaker de Bruïne geëerd door diens naam te verbinden aan zijn opleidingsinstituut. Gezien de rol die Aalberse als organisator, sociaal wetgever en politiek voorman heeft gespeeld, is het enigszins verbazingwekkend dat de naam van Aalberse nooit op enigerlei wijze werd verbonden aan de moderne vakbond. Gelukkig is er nu een 'monumentaal' boek.