Het gezag van de partij

8 juni 2007, column J.Th.J. van den Berg

Karel van Rijckevorsel was een even vriendelijke als eigengereide advocaat uit Den Haag, die voor de KVP in de Tweede Kamer zat vanaf 1952. De partij plaatste hem in 1959 op een onverkiesbare plaats, maar dat stimuleerde slechts tot één van de meest succesvolle voorkeursacties van na 1945. Van Rijckevorsel behaalde 91000 stemmen en dus werd hij verkozen verklaard.

Niettemin probeerde de KVP, die haar rekruteringsbeleid gefrustreerd zag, hem van zijn zetel te doen afzien, maar vergeefs. Daarna heeft de partij nog een tijdje reglementair vastgelegd dat haar kandidaten niet slechts zouden afzien van eigen voorkeursacties maar ook van een Kamerzetel, door voorkeursstemmen verworven. Van Rijckevorsel liet men verder met rust; hij bleef lid van de Kamer tot 1967. Enige jaren later werd hij lid van de Raad van State.

Wij zijn intussen ver verwijderd althans dat denken wij van de tijd waarin een voorkeursactie voor een Tweede Kamerzetel werd beschouwd als gezagsondermijning. De voorwaarden waaronder met succes voorkeursstemmen kunnen worden uitgebracht zijn ontegenzeglijk vergemakkelijkt. Partijen zijn gaan begrijpen dat kiezers in hun stemgedrag ook naar personen kijken. Meestal zijn Kamerkandidaten echter het meest succesvol wier zetel toch al verzekerd is. Men denke aan stemmentrekkers als ooit Joseph Luns (KVP) of Erica Terpstra (VVD). Met Rita Verdonk is het in 2006 zelfs een tikje uit de hand gelopen: zij kreeg meer stemmen dan de lijsttrekker van haar partij.

Betrekkelijk zelden doorbreekt iemand echt de barrière van zijn of haar onverkiesbaarheid. Zo'n doorbraak wordt intussen door de partij zonder omhaal geslikt. Maar, slikken is het gebleven. Aldus kon Theo Joekes (VVD) in 1989 terugkeren in de Tweede Kamer en trad Tineke Huizinga in 2002 voor de ChristenUnie toe tot de Tweede Kamer.

Wat bij de Tweede Kamer (tandenknarsend) wordt aanvaard, blijkt voor de gezagsdragers in politieke partijen nog immer een probleem als het om de Eerste Kamer gaat. Het electoraat wordt hier immers gevormd door leden van provinciale staten, allemaal partijleden. Niettemin wijken steeds vaker Statenleden af van de aan hen voorgelegde lijst, door de partijorganen opgesteld. Soms gaat het om blunders, zoals nu weer van een GroenLinks lid van de staten van Noord-Holland. Meestal echter is er sprake van opzet.

In de VVD is het al vaker voorgekomen dat de lijst als te nationaal en "randstedelijk" werd beschouwd en door de eigen Statenleden grondig werd verbouwd, zoals nog in 2003 is gebeurd. Ook in de PvdA-fractie penetreerde nu en dan een uitgesproken regionale voorkeurskandidaat, zoals in 1995 (Meine Pit) en in 1999 (Ton Doesburg en Rudy Rabbinge). Nog nooit echter hebben zo veel fracties met dit soort doorbraken te maken gehad als in dit jaar: het CDA, de PvdA, GroenLinks, de SP en D66. De VVD bleef het nu bespaard. Overal reageren de partijorganen even allergisch.

Begrijpelijk is het wel. Voorkeursstemmen uitgebracht door partijleden (ook al zijn zij lid van provinciale staten) doorbreken de besluiten van de interne partijdemocratie, die door de betrokkenen in het algemeen wordt onderschreven en bij het goed functioneren waarvan zij doorgaans alle belang hebben. Juist omdat voorkeursstemmen in een statenvergadering al gauw effect hebben (zeker als de stemwaarde hoog is zoals in Holland en Gelderland) worden die meestal nogal stiekempjes uitgebracht. Zodat andere voorkeursacties deze niet kunnen neutraliseren. In een enkel geval heeft niemand zelfs maar een poging gedaan op tijd de lijst gewijzigd te krijgen in de beslissende partijorganen. Dan heeft zo'n actie veel weg van politieke sluipmoord.

In feite staat hier verenigingsrecht (regels en afspraken in partijverband) tegenover wettelijk recht, zelfs grondwettelijk recht. De Kieswet is in de meeste bepalingen gelijkelijk van toepassing op kiezende Statenleden als op de stemgerechtigde bevolking. De lijstvolgorde is kieswettelijk niet meer of minder dan een advieslijst. Een andere regeling zou de grondwettelijke keuzevrijheid aantasten. Omdat de wet boven het verenigingsrecht gaat, kan een gekozene door de partij niet worden verhinderd zijn of haar plaats in Tweede of Eerste Kamer in te nemen.

Toch is er verschil tussen voorkeursacties voor de Tweede of voor de Eerste Kamer. Bij Tweede Kamerverkiezingen komen kiezers, meestal geen partijlid, in verzet tegen de voorkeuren van partijleden. Dat kan men zien als een referendumachtige correctie. Bij de Eerste Kamer gaat het om partijleden, tevens elitefunctionarissen, die zich verzetten tegen besluiten van (doorgaans) het meest democratische beslissingsorgaan in hun partij, de ledenvergadering. Zij moeten bij voorkeur uit provincies komen met een hoge stemwaarde, wil de actie effectief zijn.Wettelijk kan het en mag het, maar het blijft wringen.



Andere recente columns