CDA, PvdA en CU: kan het anders?
De kabinetsformatie is de fase ingegaan waarin er spijkers met koppen moeten worden geslagen. Nog wat grover geformuleerd, maar gezien vanuit de gezichtshoek van de informateur niet minder juist: nu moeten de heren met de koppen tegen elkaar. Het om elkaar heen draaien heeft nu wel lang genoeg geduurd. Dit is de fase die in 1973 werd toevertrouwd aan de onzachtzinnige staatsraad, mr. J.A.W. Burger, en in 1982 aan de sluw opererende vice-president van de Raad van State, mr. W. Scholten. Nu is dat karwei toevertrouwd aan de voormalige voorzitter van de SER, dr. H.H.F. Wijffels. Afhankelijk van de omstandigheden en de eigenaardigheden van hun respectieve karakters kiezen informateurs hun eigen tactiek. Daarbij telt maar één ding: er zij een kabinet.
Als het moet met veel theater, zoals bij Burger. Wie herinnert zich niet zijn beroemde open brieven aan de deelnemende fractievoorzitters, tegelijk even zovele voldongen feiten? Scholten liet het pijnlijkste werk over aan twee Tweede Kamerleden, Van Aardenne en Deetman, die er beiden wel trek in hadden minister te worden. Wijffels heeft gekozen voor een variant van de in en buiten het bedrijfsleven welbekende "heisessies", onderhandelaars schrander afsluitend van de drukte van alledag. Wie weet, ook van gsm's en blackberries. Het wel of niet inschakelen van de media is een kwestie van doelmatigheid. De openbaarheid is tijdens een kabinetsformatie van instrumenteel en niet van principieel belang.
Dat het beoogde kabinet zal moeten bestaan uit CDA, PvdA en ChristenUnie is een op zichzelf te billijken oplossing. Misschien is het zelfs wel het meest constructieve alternatief. Is het echter ook de onvermijdelijke uitkomst van de eerste fase in de formatie? Had het inderdaad niet anders gekund, zoals CDA en ook PvdA ons willen doen geloven?
Dat weten wij niet en dat is dan ook het zwakke punt in het proces tot nu toe. Veel te gemakkelijk zijn de vertegenwoordigers van het CDA en de SP, daarin niet weinig geholpen door CDA-informateur Hoekstra, tot de conclusie gekomen dat samenwerking er niet in zat. Dat was iets te duidelijk een conclusie die al was getrokken voordat het gesprek zelfs maar was begonnen. Wel comfortabel voor beide partijen, maar niet erg overtuigend gepresenteerd. De SP kan nu steeds volhouden dat er met haar nooit serieus is gesproken over deelname aan het kabinet. Dit zal zich vroeg of laat wreken.
Met GroenLinks heeft helemaal geen serieus gesprek plaatsgehad, maar dat was omdat mevrouw Halsema zelf niets wilde. Gemeten naar maatstaven van politiek verantwoordelijkheidsbesef is deze houding weinig minder dan een afgang. De partij verklaart zich voor meeregeren te fijn gebouwd; daarmee verklaart zij zich voor de politiek als zodanig te deftig. Wat een ander woord is voor irrelevant.
Waar is trouwens in deze kabinetsformatie het strategisch inzicht van de PvdA gebleven? Zij heeft zich de onwil tot samenwerking tussen CDA en SP laten opdringen zonder weerwerk van belang te leveren. De nuffigheid van GroenLinks heeft zij evenzeer voor kennisgeving aangenomen. De informateur had dit allemaal niet zo lankmoedig moeten laten gebeuren, juist indien hij uit was op een coalitie zoals die nu in de maak is.
Wouter Bos toont zich dezelfde al te gretige sollicitant naar regeringsdeelname als Anne Vondeling in 1965. De parlementaire oppositie is onmiskenbaar geen pretje, maar door er al te hartstochtelijk vandaan te willen riskeert de PvdA zich, net als destijds, te laten gebruiken om vervolgens bij het grof vuil te worden gezet, net zoals in 1966. (Trouwens ook in 1982, na negen maanden kabinet-Van Agt II.) Ongetwijfeld allemaal tot grote vreugde van de SP en GroenLinks. Hans Gruijters zei het al eens van sociaal-democraten: hun probleem is dat zij "het niet op kunnen houden". Maxime Verhagen liet onlangs, namens de fractie van het CDA, weten dat hij "er veel zin in had". Is het toegestaan te vragen, waarin precies?
Het probleem van deze tweede fase van formeren is niet wat daarin tot stand wordt gebracht, maar dat de eraan vooraf gegane fase onvoldoende competent en overtuigend is uitgevoerd. Juist dan is formeren immers primair elimineren, het langzaam verwijderen van allerlei alternatieven. Dat moet echter zodanig gebeuren, dat het publiek overtuigd raakt dat het niet anders heeft gekund. Marinus Ruppert, de van het CNV afkomstige staatsraad en informateur in 1972-1973, liet zien hoe dat moet; dat is zijn opvolger van drie decennia later, Rein Jan Hoekstra niet gelukt. Het is echter ook de deelnemende partijen aan te rekenen. Met een tikje kwade wil wordt dit straks de voortdurend zichtbare "weeffout" in het vierde kabinet-Balkenende.