Verlopen tij

15 september 2006, column J.Th.J. van den Berg

Het ziet ernaar uit dat de jaren 2002-2003 een historisch unieke kans hebben geboden tot institutionele vernieuwing van onze politieke instellingen. Niet alleen waren er partijen van links en van rechts, zoals D66 en de LPF, die radicale hervormingen bepleitten. Ook grote, traditionele partijen als het CDA en de VVD voelden zich genoodzaakt aan hervormingen mee te werken. Als zij er al niet zelf de smaak van te pakken hadden gekregen, zoals de VVD in haar Liberale Manifest.

Voor de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester bestond brede steun, ook in een daarover verdeelde PvdA. Weliswaar had de LPF bij de kabinetsformatie van 2002 het referendum uit handen gegeven, maar de sympathie daarvoor was niet verdwenen. De vervanging van de LPF in 2003 door D66 leek de kansen op vernieuwing verder te verhogen, vooral nu D66 eens niet voor de rechtstreekse verantwoordelijkheid wegvluchtte (zoals onder de acht paarse jaren) maar de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing ging leveren.

In zulke omstandigheden is het een kwestie van gebruik maken van het momentum en vervolgens zowel met spoed als met inventiviteit en tact doorzetten. De weerstand zal immers altijd groot blijven, wat schrander manoeuvreren vergt. Men weet, als in Nederland maar lang genoeg wordt nagedacht en gepraat over politieke vernieuwing, gaat het vanzelf over. De grote hervormers uit onze politieke geschiedenis, Thorbecke (1848) en Cort van der Linden (1917), wisten dat er niet alleen moest worden opgetreden maar ook opgeschoten.

Helaas, Thom de Graaf en zijn opvolger Alexander Pechtold zijn geen hervormers gebleken. Zij hebben ieder op hun wijze het project bestuurlijke vernieuwing uit hun vingers laten glijden. De krampachtigheid van De Graaf en het dédain voor de politiek van Pechtold hebben het ene initiatief na het andere in een fiasco laten eindigen: het project "Andere Overheid", het Burgerforum over wijziging van het kiesstelsel en ten slotte de Nationale Conventie. Beide laatsten moeten nog rapporteren, maar nu al is duidelijk dat hun denkwerk grotendeels voor niets zal zijn geweest.

Dat het tij verlopen is, valt nog het best te zien aan de hoofdstukjes over bestuurlijke vernieuwing in de verkiezingsprogramma's. GroenLinks houdt zich er, als gewoonlijk, nauwelijks mee bezig en het CDA ziet er, weliswaar gemotiveerd, helemaal niets meer in. VVD en PvdA komen niet veel verder dan wat losse flodders, waarbij beide het voorbereidende werk van Liberaal Manifest, respectievelijk commissie Andeweg, grotendeels hebben vergeten dan wel verdrongen. Het meest vindingrijke hoofdstuk staat nog in het programma van de SP. Hoofdindruk: iedereen kakelt door elkaar heen. Dit is het duidelijkste teken dat de tijd voor vernieuwing voorbij is.

Een ander teken is dat politieke partijen geen moeite meer doen om met een enigszins samenhangend en systematisch betoog te komen. (Behalve bij de SP is het ook overal het voorlaatste hoofdstuk. Alleen de Antillen komen helemaal achteraan. Dat weten ze daar dan ook weer). Uitzonderingen zijn het CDA, dat het vervolgens op hoofdzaken wel best vindt zoals het nu gaat, en de SP die kennelijk de fakkel van D66 en LPF heeft overgenomen. De kans dat de SP een beslissende invloed krijgt op het toekomstige regeringsbeleid is echter niet erg groot. Elders zijn het voornamelijk "ideetjes", zoals de afschaffing van de waterschappen door de PvdA. Hadden wij daar dan last van?

Het enige mooie aan die hoofdstukjes is dat ze allemaal pleiten voor een veel ruimere beleidsvrijheid van het gemeentebestuur. De ene tekst is er al vromer over dan de andere. Als ik gemeentebestuurder was zou ik nu echt achterdochtig worden. Al die partijen die nu zo vroom spreken over decentralisatie hebben immers hartelijk meegewerkt aan de recente drastische inkrimping van het gemeentelijke belastinggebied. Nergens in de verkiezingsprogramma's is een pleidooi te vinden om die dwaze ingreep terug te draaien. De collectieve vroomheid laat dus de sterke geur van hypocrisie na.



Andere recente columns