Een nieuwe lichting
Het Kamerlidmaatschap is veeleisend. De perikelen in de eerste LPF-fractie in 2002 lieten dat duidelijk zien. Van Kamerleden worden inhoudelijke deskundigheid, politiek gevoel, incasseringsvermogen, sociale en communicatieve vaardigheden en flexibiliteit verlangd. Het Kamerlidmaatschap trekt bovendien een grote wissel op het privéleven. Niet iedereen is er geschikt voor en talentvolle mensen die elders hun sporen hadden verdiend, kunnen heel goed mislukken als Kamerlid.
Het samenstellen van de kandidatenlijst is een belangrijk proces, waaraan partijen als regel veel zorg besteden. Het is voor een partij hét moment voor personele vernieuwing. Het is onvermijdelijk dat dit deels ten koste gaat van ervaren leden; zeker als ook bewindslieden zich kandidaat stellen voor de Kamer. Langdurige Kamerlidmaatschappen zijn tegenwoordig bovendien merkwaardig genoeg - ervaring is immers ook nuttig - nogal verdacht, zodat parlementaire routiniers eerder dan voorheen het veld moeten ruimen.
De kandidaatstelling leidt dan ook vaak tot spanningen. Dat was overigens al in een ver verleden zo. Toen het er in 1922 (!) naar uitzag dat de VDB bij de verkiezingen zetels zou verliezen, maakten twee leden, Van Beresteyn en Teenstra, zich grote zorgen over voortzetting van hun lidmaatschap. Een (te) lage plaats op de lijst was voor hen reden om fractie en partij te verlaten en met een eigen lijst te komen. Ironisch genoeg zou Teenstra, als hij bij de VDB was gebleven, wel zijn gekozen, omdat het verkiezingsresultaat van die partij beter was dan verwacht. Misschien een waarschuwing voor 'overstappers'?
Vooral sinds de jaren negentig vinden veel verschuivingen plaats. In 1994 en 1998 was er zowel bij de PvdA als bij het CDA sprake van 'bijltjesdagen' voor de zittende Kamerleden. Dat leidde steeds tot de nodige onrust. Zo werd de onvrede van CDA-Kamerlid Wim Mateman over diens gedwongen vertrek uit de Kamer breed op tv uitgemeten (inclusief een onaangenaam telefoongesprek van Mateman met partijvoorzitter Helgers). In 2001 verliet Rob van Gijzel boos de Kamer vanwege de in zijn ogen te lage plaats op de lijst. En in 2002 zorgde een lage plaats voor Mohamed Rabbae bij GroenLinks voor onrust.
Nieuwkomers houden het niet allemaal lang uit in Den Haag. Dat is, gezien de zwaarte van de functie niet zo vreemd, maar het blijft opvallend dat sommige nieuwkomers die met veel tam-tam werden binnengehaald soms na vier jaar (of eerder) al weer aan de kant worden gezet. Bij de PvdA waren bijvoorbeeld van de dertien nieuwkomers uit 1994 er in 1998 vijf al weer verdwenen en in 2002 keerden bij die partij zelfs maar vijf van de twaalf nieuwkomers terug op de lijst. Het CDA kende het mislukte Kamerlidmaatschap van Jacques de Miliano. Bij GroenLinks verdween nieuwkomer Evelien Tonkens binnen vier jaar.
Laaggeplaatsten - al dan niet ervaren - kiezen er soms voor zich geheel terug te trekken, maar enkelen accepteren de lage plaats. Van de mogelijkheid het Kamerlidmaatschap via een voorkeursactie te behouden, is niet vaak gebruikgemaakt. En dat terwijl slechts een kwart van de kiesdeler nodig is om via voorkeurstemmen te worden gekozen. In 1986 was Theo Joekes wat dat betreft een - succesvolle - uitzondering. Voor hem was behoud van de zetel nog veel moeilijker dan tegenwoordig. Joekes moest een hogere drempel halen in een klein gebied (de kieskringen Den Haag en Leiden).
Mogelijk speelt mee dat partijen niet zo blij zijn met 'indringers' in de fractie, ook al belijden vrijwel alle partijen het tegendeel. In dat licht is het vreemd dat, terwijl vrijwel alle fracties zich voor verlaging van de voorkeursdrempel hadden uitgesproken, het wetsvoorstel dat dit moest regelen, wordt ingetrokken. VVD-woordvoerster Griffith zei bijvoorbeeld: "[Toch] steunt mijn fractie het voorstel, omdat zij denkt dat de kiezer door de verlaging van de voorkeursdrempel veel directer een keuze zal kunnen maken." Blijkbaar is nu plotseling bedacht dat er aan die verlaging ook nadelen zitten. Of voelde de VVD er altijd al niet veel voor?
Uiteraard waren er ook geslaagde nieuwkomers. Bij de PvdA in 1994 Adri Duivesteijn en Sharon Dijksma, bij het CDA in 1998 Jan Peter Balkenende en in 2003 bij de VVD de eerder genoemde Laetitia Griffith. Voor hen gold echter wel dat zij al actief waren in de politiek-bestuurlijke wereld. Duivesteijn was wethouder geweest, Dijksma was voorzitter van de Jonge Socialisten, Balkenende was werkzaam bij het wetenschappelijk bureau van het CDA en Griffith was topambtenaar op Justitie. Voor mensen die als 'vreemdeling' in Den Haag komen, is de stap groter. Wat dat betreft is het nog maar de vraag of een talentvolle zakenvrouw of een bekende publicist het wél zullen maken in Den Haag.