Het verwaarloosde CDA
Bijna algemeen is de kritiek, van links en van rechts, dat het verkiezingsprogramma van het CDA "zouteloos" en "weinig ambitieus" is. Nu gaat het er niet om of die kritiek juist is. Interessanter vind ik de waarneming dat dit gevoelen zo algemeen is. Het wordt bovendien uitgesproken met enige verbazing en zelfs ergernis, alsof van het CDA iets anders had mogen worden verwacht. Die verbazing is misschien te begrijpen; ze wijst erop hoe slecht er op het CDA wordt gelet. Een klassieke fout eigenlijk onder niet-christendemocratische politici, journalisten en wetenschapsbeoefenaren.
Een sterke illustratie van deze systematische verwaarlozing is te zien in de analyses die zijn geleverd van de verkiezingen in 2002. Daarin is alleen aandacht voor de opkomst van Fortuyn en de LPF. Ook het politicologische vakblad Acta Politica1 bleek volledig geobsedeerd door het succes van Fortuyn. Daarvoor worden op zichzelf interessante en geloofwaardige verklaringen gegeven. Geen woord over de wonderbaarlijke herrijzenis van de Nederlandse christen-democratie. Zelfs het rijke en goed geschreven boek van Jouke de Vries en Sebastiaan van der Lubben over de revolte van Fortuyn2 rept met geen woord over het herleefde CDA. Dat is onbegrijpelijk.
Het lijkt wel of iedereen is vergeten hoe miserabel het CDA er aan het einde van bijna acht jaar oppositie aan toe was. In de Tweede Kamer beschikte het nog maar over 29 zetels en het zag er in de aanloop naar nieuwe verkiezingen naar uit dat zij verder zou wegzakken. In het najaar van 2001 leidde dat tot een paleisrevolutie en de vervanging van Jaap de Hoop Scheffer als politiek leidsman door de buiten de eigen kring onbekende Jan-Peter Balkenende. Zoals een ondernemer in het CDA hem kenschetste: "een man die nog nooit in zijn leven zelfs maar een secretaresse had hoeven aanstellen, laat staan ontslaan". In de campagne hield hij zich kranig maar zonder erg op te vallen. Wel hielden hij en Fortuyn elkaar zichtbaar uit de wind. Dit CDA wist, in een daverende zege, vijftien zetels erbij te winnen. Het CDA was weer Nederlands grootste partij geworden en zou dat in 2003 blijven. Alsof het nooit anders was geweest. Misschien heeft juist dit laatste veel waarnemers zo verblind.
Zonder aan het succes van het CDA iets af te willen doen, maar dit is, althans in 2002, niet zozeer de eigen verdienste geweest van de partij en evenmin van zijn lijsttrekker.
Het CDA had gewerkt aan een sterk geprofileerd programma, dat uitgesproken communitaristische trekken vertoonde maar dat door de buitenwereld socialer werd uitgelegd dan het was. De neoconservatieve elementen werden min of meer genegeerd3. Een verkiezingszege was daar niet onmiddellijk van te verwachten, maar nagedacht had het CDA wel. Meer dan de PvdA bij voorbeeld, waarvan het programma van 2002 een treurige woordenbrij zonder kern was.
Dat het CDA niettemin won had waarschijnlijk andere redenen. De belangrijkste is dat er niet alleen behoefte was aan de opschudding door Fortuyn maar ook aan een partij die in staat was tegenwicht te bieden en een minimum aan politieke stabiliteit te waarborgen. De angst voor Fortuyn was immers tenminste even groot als de steun voor zijn optreden. Zulk tegenwicht konden de partijen van de paarse coalitie niet leveren. Er was echter een partij die dat, gelet op haar traditie en politieke record wel zou kunnen, het CDA. Het zal zeker hebben geholpen dat de christen-democratie nog steeds sterk stond in het provinciale en lokale bestuur. Wat maar weer laat zien hoe zuinig partijen moeten zijn op hun positie in de decentrale democratie.
Van de zege van het CDA in 2002 en 2003 valt nog iets anders af te leiden, namelijk dat een partij, haar plek in de politieke constellatie en haar programmatische traditie nog steeds van essentieel belang zijn in de keuze van burgers. Personen zijn belangrijk en worden ook steeds belangrijker, maar het is een misverstand om te geloven dat partijen er bij de kiezers niet meer toe doen.4
Als dit allemaal waar is, dan heeft juist nu het CDA een programma nodig dat niet al te sterk geprofileerd is en dat symbool staat voor stabiliteit en continuïteit. Als deze trekken het programma van het CDA kenmerken, dan mag eigenlijk niemand daardoor verrast zijn.
1) Acta Politica, Vol. 38, Nr. 1, Spring 2003. (www.palgrave-journals.com/ap.)
2) Jouke de Vries en Sebastiaan van der Lubben, Een onderbroken evenwicht in de Nederlandse politiek. Paars II en de revolte van Fortuyn, Amsterdam (Van Gennep), z.j. (2005).
3) Uitzondering vormt: Marcel Hoogenboom, Waar is het particulier initiatief?, in: Socialisme en Democratie, 63 (2006), 7/8, 35 41.
4) Prof. dr. J.J.M. van Holsteyn, Geniaal, maar met te korte beentjes? Over verkiezingen, kiezers en kiezersonderzoek in Nederland, (oratie UL), Leiden 2006.