Trias onder spanning

12 mei 2006, column J.Th.J. van den Berg

Nog maar kort geleden, in februari van dit jaar, vond een door Femke Halsema en enige collegae georganiseerde conferentie plaats over de Trias Politica, het onafhankelijk van elkaar opereren (als het goed is) van wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht. Die conferentie was nodig geacht omdat leden van de Tweede Kamer zich rijkelijk kritisch hadden gemengd in procedures voor de rechter en hartige oordelen ten beste hadden gegeven over rechterlijke uitspraken. In het bijzonder trof die kritiek de rechter in strafzaken, wat per definitie gevoelig ligt.

In de Tweede Kamer zelf maar ook daarbuiten was daarover commotie ontstaan: kon dat allemaal zomaar en behoorden parlementariërs niet op gepaste afstand te blijven van het werk van de rechterlijke macht? Moesten zij niet vermijden "op de stoel van de rechter" te gaan zitten? De conferentie leverde niet erg veel op: iedereen wist haarfijn aan te geven wat anderen allemaal niet goed deden.

Dat die conferentie niet erg heeft geholpen bleek vorig weekend opnieuw. In de maandbijlage van NRC-Handelsblad, "M", stond een mooi artikel van Gerard van Westerloo over de Hoge Raad, waarvan de meeste Nederlanders (inclusief hun elite) nauwelijks meer weten dan dat het "ons hoogste rechtscollege" is. Naast president Davids waren ook de raadsheren in de strafkamer van de Hoge Raad ondervraagd. Niet alleen bleken dat (net) normale mensen met (bijna) normale opvattingen; beetje selbstherrlich, dat wel (niet ongebruikelijk onder juristen). Zij waren ten dele ook kritisch over het werk van de wetgever en zijn neiging steeds harder en repressiever te worden. Voorts bleek uit het artikel dat relatief veel leden van de Hoge Raad (althans van de onderzochte strafkamer) sympathiseren met de Partij van de Arbeid.

Nu reageerden voornamelijk Kamerleden van CDA en VVD weer als door een adder gebeten: de leden van de Hoge Raad waren "op de stoel van de politiek" gaan zitten en dat schenen deze heren en een enkele dame niet te mogen. Moeten wij daaruit nu begrijpen dat leden van de Tweede Kamer wel het werk van de rechter mogen bekritiseren maar dat het omgekeerde niet is toegestaan?

De politieke samenstelling van de Hoge Raad kwam deze keer (althans tot nu toe) niet openbaarlijk in discussie, maar "achter de hand" zoveel te meer. Dat herinnerde aan de wel degelijk openbare discussie over de samenstelling en rekrutering van de Hoge Raad, vijftien jaar geleden, aangezwengeld door het toenmalige Tweede-Kamerlid voor het CDA, V.A.M. van der Burg. Hij vond destijds dat er te veel sympathisanten van D66 in de Hoge Raad zaten en dus (maar dat zei hij er natuurlijk niet bij) te weinig christen-democraten.

Naar te vrezen valt is aan het vraagstuk van een mogelijk eenzijdige partijpolitieke sympathie niet veel te doen. Uit het relaas van Van Westerloo blijkt immers dat er weinig partijleden en vooral veel "floating voters" in de Hoge Raad verkeren. Maar ja, waar is dit niet het geval? Hoe denken Tweede-Kamerleden, zelf veelal "zwevende kiezers", dit onder controle te houden? Trouwens wat is de relevantie eigenlijk van partij politiek in onze rechterlijke colleges?

Aan de wederzijdse kritiek valt wel iets te doen, primair door deze, met wat meer incasseringsvermogen dan tot dusver gedemonstreerd, van elkaar te aanvaarden. Vooral de rechterlijke macht beschikt over ietwat lange tenen, die niet helemaal kunnen worden verklaard door haar besef "the weakest branch of government" te zijn. Vervolgens zouden staatkundige elites zich de mogelijke publieke schade van hun onderlinge kritiek bewust dienen te zijn. Die levert voor de onkundige toeschouwer zelden een hartverheffend schouwspel op. Dat kan niet betekenen dat kritiek achterwege moet blijven, maar wel dat deze in geen geval instrument kan zijn van eigen ponteneur en scoringsdrift. Die laatste twee heersen nogal onder politici, maar niet alleen onder hen.

Het allermooiste zou het natuurlijk zijn als politici en rechters hun onderlinge kritiek zorgvuldig zouden formuleren en vervolgens serieus op elkaar in zouden gaan. Wie Van Westerloo's artikel goed heeft gelezen, zal tot de bevinding komen dat de kritische Raadsheren voorlopig nog op voorsprong staan.



Andere recente columns