De onherhaalbare Fortuyn
Er kan zich tegenwoordig niemand in de politiek melden die zegt in de voetsporen te willen treden van wijlen Pim Fortuyn, of de media slaan op tilt. De bevolking is sinds 2002 al lang weer tot rust gekomen, al is er veel ontevredenheid. De gemeenteraadsverkiezingen hebben laten zien dat er voor combinaties van zowel "links" met populisme (de SP) nog heel wat belangstelling is als voor "rechts" en populisme (Pastors in Rotterdam, Smolders in Tilburg, Nawijn in Zoetermeer). Maar dat wijst nog niet op een terugkeer van een fenomeen als Fortuyn, net zomin trouwens als het optreden van het Tweede-Kamerlid Wilders en de introductie van minister Verdonk als mogelijk lijsttrekker van de VVD dat doen.
De parlementaire en media-elite ziet dat blijkbaar anders. Bij het minste gerucht ontwaren zij al de Herrijzenis van Fortuyn, waarschijnlijk uit angst om net als in 2002 te laat te komen. Aldus hebben wij al heel wat nieuwe Fortuyntjes in de opiniepeilingen zien komen en gaan: Geert Wilders, Marco Pastors, Peter R. de Vries en dan nu misschien weer een tijdje Rita Verdonk. Ieder van hen speelt de outsider, of het nu klopt of niet. Was Fortuyn immers ook geen outsider en was dat niet mede basis voor zijn succes? Maar, Fortuyn imiteren heeft geen zin: het fenomeen en zijn succes zijn onherhaalbaar. Daarop zouden politici en journalisten op 7 maart j.l. (weer eens) moeten zijn geattendeerd.
Waaraan was de revolte van 2002, met Fortuyn in de hoofdrol, toe te schrijven? Om te beginnen aan het bruusk afgenomen vertrouwen in de economie. Gebrek aan economisch vertrouwen is zelden gunstig voor de zittende coalitie.
Daar kwamen twee vormen van groot ongenoegen onder de bevolking bij: het beweerde verwaarlozen van de vraagstukken van integratie en immigratie in ons land en de snel toenemende weerzin tegen de consequenties van "globalisering", "dynamisering" en "flexibilisering" van de economie. Burgers voelden zich door de daarbij behorende privatiseringsoperaties (trein, taxi, bus, energie en kabel) voor de gek gehouden: de service nam immers niet toe maar af, de prijzen daalden niet maar stegen, er trad geen kwaliteitsverbetering op maar kwaliteitsverlies.
In deze sfeer van dubbel ongenoegen, die zich evenzeer richtte op een neoliberaal geworden PvdA als op een al te luchthartige VVD, kon Fortuyn zijn slag slaan. Retorisch geoefend als hij was op congressen en debatten overal in het land, wist hij kiezers van links en van rechts gelijkelijk aan te spreken. Als eerste in de Nederlandse politieke geschiedenis slaagde hij erin om de scheidslijn tussen links en rechts te doorbreken. Fortuyns populisme was niet rechts, het was links en rechts tegelijk.
Die situatie doet zich nu niet voor. Links (althans PvdA en SP) heeft zich meester gemaakt van de zorg om maatschappelijke zekerheid. Die zorg is er niet een van de laagste inkomensgroepen, maar van de redelijk welvarende middenklasse. Zij gaat immers over ontslagbescherming, ziektekosten en pensioenen. Links heeft bovendien afgeleerd om over inburgering en migratie angstig te zwijgen. Veel mensen in Nederland ook in de rest van Europa zijn minder bang voor "links" dan voor "rechts".
Populisme zal zich nu niet meer in één partij opsluiten maar zal gescheiden wegen zoeken, in een linkse en een rechtse variant. Aan de linkerzijde is die variant er al in de SP, niet toevallig bij de jongste verkiezingen succesvoller dan ooit. De strijd op het gevechtsveld van rechts is nog onbeslist. Maar, historisch gesproken is het een illusie om te geloven dat met rechts populisme meer dan vijf procent valt te winnen. Het succes van rechtse stromingen (de Boerenpartij van Hendrik Koekoek, bij voorbeeld) is steeds tot een procent of vijf beperkt gebleven. Ook als de VVD die allemaal zou binnenhalen, zou zij nog niet de omvang van 1998 weten terug te krijgen.
Al die belangstelling voor de "Nieuwe Fortuyns" slaat dus nergens op. Ook de VVD maakt zich daar veel te druk over. Haar echte winst zit in het midden, bij de kiezers die in 2002 voor Fortuyn op de vlucht sloegen en stabiliteit zochten bij het CDA. Te veel Fortuyn na-apen, kon voor de VVD wel eens in een heel onaangename verrassing eindigen.