Uniformiteit als dogma
Vier jaar geleden is een belangrijke wijziging van de Gemeentewet ingegaan, die bekendstaat als de "dualisering" van het gemeentebestuur. Taken en bevoegdheden van gemeenteraad en B&W werden gescheiden. De raad moest voortaan de hoofdlijnen van het beleid vaststellen en controle uitoefenen op het college; B&W kregen de bestuursbevoegdheden. Voorts werd het wethouderschap onverenigbaar met het lidmaatschap van de raad. Naast de gemeentesecretaris, die nu exclusief in dienst van B&W trad, kwam er voor ondersteuning van de raad een griffier. Er is nu vier jaar met dit stelsel gewerkt en, hoewel nog niet alle kinderziekten voorbij zijn, beginnen gemeentebestuurders eraan te wennen. Of zij deze vernieuwing allemaal als een zegen beschouwen is aan twijfel onderhevig.
Daar is alleen al weinig reden voor omdat deze dualisering, zoals elke verandering in de Gemeentewet, met ijzeren uniformiteit aan alle gemeenten is opgelegd. Men kan zich heel wat voorstellen bij een stadsparlement in Amsterdam of Arnhem, maar ook op Schiermonnikoog of in Landsmeer ? Kleine gemeenten waren (en zijn) bij uitstek gediend met het oude monisme, waarin college en raad met elkaar waren vervlochten en de raad uiteindelijk besliste. In gemeenten waarin politieke partijen doorgaans in afspiegelingscolleges (en dus praktisch zonder oppositie) samenwerken, past dualisme beter dan in meer gepolariseerde raden waarin de politieke overtuiging tot scherper contrasten leidt. (Niet toevallig was in 2001 de SP de enige fractie in de Tweede Kamer die tegenstemde.) Maar, niets mee te maken: allemaal kregen ze hetzelfde keurslijf aangetrokken.
Dus kregen ook alle raden een griffier, of er nu emplooi voor was of niet. (Als directievoorzitter van de VNG heb ik destijds, een beetje om te jennen, nog geopperd om de gemeentesecretaris in kleine gemeenten vier dagen per week secretaris te laten wezen en een dag griffier, maar dat wekte de grote woede van de dienstdoende minister van BZK.) Erger nog, hoewel deelgemeenten als in Amsterdam en Rotterdam nauwelijks "wet geven" (beide hebben een uiterst beperkte verordenende bevoegdheid) moeten ook deze nauwkeurig volgens het evangelie van het dualisme te werk gaan: verkwisting van politiek vermogen en van geld.
Prof. W. van de Donk, de voorzitter van de WRR, opperde vorig jaar in Binnenlands Bestuur dat het eigenlijk raar was dat gemeenten niet zelf mogen beslissen of zij een benoemde, dan wel een direct of indirect gekozen burgemeester wensen. Je kan je immers voorstellen (ik heb het zelf ook wel eens een keer in het midden geworpen) dat de ene gemeente besluit: "dat kunnen wij zelf wel"; de andere daarentegen zegt: "doet U ons maar een mevrouw of meneer uit uw voorraad, Excellentie". Geen denken aan; wie dat wil heeft het niet begrepen.
Wat niet begrepen? Dat ambtelijk departementaal gerief gaat boven wat een gemeente zelf wil? (Zoals het regeerakkoord gaat boven het gezond verstand.) Dat de nationale wetgever de Tweede Kamer voorop gemeenten bovendien voor geen cent vertrouwt?
Dat speelt allemaal een rol, maar wij worden vooral geteisterd door de diepe sporen van Thorbeckes meesterwerk, de Gemeentewet van 1851, die de strikte uniformering van het gemeentebestuur in ons land heeft geïntroduceerd, naar Frans en Italiaans voorbeeld. Het kabinet-Van Hall (1853-1856) heeft nog wel geprobeerd differentiatie in de wet aan te brengen. Die operatie is mislukt, want de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en oud-burgemeester van Amsterdam, Van Reenen, bracht er niets van terecht. Van Hall is nog een paar weken Van Reenens hand (en pen!) komen vasthouden, maar vergeefs. Van Reenen kreeg het niet voor elkaar; nu had de latere jonkheer ook niet het buskruit uitgevonden.
Sindsdien zijn wij gaan geloven, in elk geval op en rond het Binnenhof, dat het zo hoort. Is rond Thorbeckes Gemeentewet, inclusief haar dogma van de uniformiteit, een geur van heiligheid ontstaan. Intussen regelt de Gemeentewet niet alleen alles dicht, wat overigens geen uitvinding van Thorbecke is geweest maar een lelijk aangroeisel van recenter tijden; zij houdt ook al meer dan 150 jaar vast aan de eenvormigheid. Oude en, vanaf 7 maart, nieuwe gemeentebestuurders zullen ermee moeten leven. Waarschijnlijk nog heel lang.