In eigen voet geschoten
Na het Afghanistan-debat trok D66-fractievoorzitter Dittrich de conclusie dat hij maar beter kon opstappen. Als D66-leider had hij gespeculeerd op steun van oppositiepartij PvdA bij het dwarsbomen van het kabinetsvoornemen om Nederlandse militairen naar de Afghaanse provincie Uruzgan te zenden.
De gevolgde tactiek, die uitliep op een mislukking, leidde tot hoongelach in de Tweede Kamer. Dittrich bleek blufpoker te hebben gespeeld. De missie naar Afghanistan kreeg wél steun van de PvdA en er kwam geen kabinetscrisis. Het was overigens bepaald niet voor het eerst dat een politieke tactiek verkeerd uitpakte. Dat blijkt uit onderstaande voorbeelden.
In 1935 was het de katholieke voorman Aalberse, die zijn hand overspeelde. Hij verwoordde namens zijn fractie ernstige kritiek op het financieel-economische beleid van het kabinet-Colijn. Die kritiek was dusdanig, dat het kabinet-Colijn er reden in zag zijn ontslag in te dienen.
Aalberse trachtte daarna als formateur een kabinet van katholieken, SDAP en VDB samen te stellen. De 'breker' bleek de situatie echter verkeerd te hebben ingeschat. Was in 1925 deelname van de SDAP voor de katholieken struikelblok geweest voor de vorming van zo'n coalitie, in 1935 lagen de vrijzinnig-democraten dwars. Die partij maakte sinds 1933 deel uit van het kabinet-Colijn en VDB-voorman Oud was als minister van Financiën vurig verdediger van het crisisbeleid. De VDB voelde niets voor een koerswijziging. De poging van Aalberse mislukte dan ook en er zat voor de katholieken niets anders op dan te berusten in voortzetting van het kabinet-Colijn. Aalberse zou een jaar later Tweede-Kamervoorzitter worden, wat sterk leek op 'wegpromoveren'.
In 1969 was het ARP-leider Barend Biesheuvel, die 'geraakt' werd door schoten die hijzelf had afgevuurd. Hij keerde zich bij de algemene beschouwingen tegen het plan van minister Witteveen van Financiën om de belastingheffing te corrigeren voor de inflatie. De inkomsten van de staat zouden daardoor lager uitvallen. Biesheuvel vond echter dat het geld hard nodig was voor bijvoorbeeld ontwikkelingshulp en sociaal beleid. De waarschuwing van Biesheuvel ging de geschiedenis in als diens 'schoten voor de boeg'.
Bij de behandeling van het belastingplan in 1969 diende ARP-Kamerlid Kieft amendementen in, die het door Biesheuvel beoogde doel moesten bewerkstelligen. Toen minister Witteveen evenwel het onaanvaardbaar uitsprak, besloot Biesheuvel - onder hoongelach (!) van de oppositie - de amendementen in te trekken. Oppositieleider Den Uyl spotte: Biesheuvel heeft eindelijk een keer raak geschoten; hij heeft zichzelf geraakt. Biesheuvels prestige was wel aangetast, maar dat verhinderde niet dat hij in 1971 als christen-democratische premier naar voren werd geschoven.
Begin 1977 maakte de PvdA-fractie een grote tactische fout. De ontsnapping van de van oorlogsmisdaden beschuldigde zakenman Menten, in het najaar van 1976, werd minister Van Agt sterk aangerekend. In een tweede debat over deze kwestie herhaalde PvdA-woordvoerder Kosto zijn kritiek op de minister. Hij voegde er echter aan toe dat zijn fractie geen motie van wantrouwen zou indienen, omdat daarmee het gehele kabinet-Den Uyl, en daarmee belangrijke wetgeving, in gevaar zou komen.
Van Agt was ernstig ontstemd over deze opstelling. Hij beschouwde het optreden van de PvdA als een onderdeel van de actie 'beschadiging lijsttrekker van het CDA' en verklaarde bovendien dat zijn aversie tegen de politiek was toegenomen. Tussen de PvdA en Van Agt zou het daarna niet meer goed komen. In maart 1977 kwam het tot een breuk in het kabinet en later dat jaar was het één van de redenen voor de mislukte formatie van een tweede kabinet-Den Uyl. Kosto was uiterst openhartig geweest, maar in het licht van de latere ontwikkelingen was dat niet zo verstandig.
Het politieke spel vergt vaak tactiek. Daar waar die wordt ingegeven door oprechte politieke opvattingen moet het risico dat het uiteindelijke doel niet wordt behaald, worden geaccepteerd. De katholieken waren in 1935 oprecht tegen het economische beleid, Biesheuvel vond in 1969 echt dat de belastinginkomsten nodig waren en de PvdA was echt ontstemd over het beleid van Van Agt. En Dittrich (en D66) was overtuigd tegenstander van de missie naar Afghanistan. Het is de vraag of een andere tactiek in de genoemde gevallen mogelijk was, en meer nog: of die dan oprecht zou zijn geweest.