Minister Marijnissen

13 januari 2006, column Bert van den Braak

In april 1971, kort voor de Tweede-Kamerverkiezingen, presenteerden PvdA, D'66 en PPR hun zogenaamde alternatieve kabinet-Den Uyl. Daarmee wilden deze partijen de kiezers laten weten: dit zijn onze kandidaat-bewindslieden; als wij als drie partijen een meerderheid halen, gaat deze ploeg regeren. Met de stap werd concrete invulling gegeven aan staatkundige vernieuwing. De kiezer moest iets te kiezen hebben: werd het centrum-rechts onder leiding van Barend Biesheuvel of links onder aanvoering van Joop den Uyl?

De linkse drie wonnen wel, maar kregen bij lange na geen meerderheid. Er kwam dan ook een centrum-rechts kabinet-Biesheuvel, waarvan ook DS'70 deel uitmaakte. Het alternatieve kabinet werd ontbonden. Het kabinet-Biesheuvel viel echter al na een jaar en in november 1972 waren er opnieuw verkiezingen. Dit keer kwam er geen volledig alternatief kabinet, maar een deelkabinet-Den Uyl met kandidaten voor diverse posten. Het zou een belangrijke rol spelen bij de formatie in 1973.

Behalve de presentatie van kandidaten was voor de strategie van de progressieve drie in beide jaren ook van belang dat zij een gezamenlijk verkiezingsprogramma hadden; in 1972 het bekende Keerpunt 72.

Als vóór de verkiezingen van 2007 programmatische overeenstemming mogelijk is tussen de huidige linkse drie zou dat vrij verrassend zijn. De huidige drie (PvdA, GroenLinks en SP) verschillen nogal van de drie (PvdA, D'66 en PPR) uit de jaren '70 en bovendien zijn er op sommige punten (denk aan Europa) grote verschillen. Anderzijds zijn GroenLinks en SP er voor en wijst de PvdA samenwerking (nog) niet af.

Programmatische overeenstemming zou echter slechts de helft van het verhaal zijn. Het komt daarna uiteraard aan op de uitvoering en daarbij spelen de personen die dat moeten gaan doen een centrale rol. Het alternatieve kabinet heeft na de jaren zeventig geen navolging gekregen en dat ligt ook nu niet voor de hand. Toch zullen er op de partijburelen van de drie partijen ongetwijfeld lijstjes circuleren en waarom zouden wij die als kiezers niet mogen kennen?

Bij de PvdA zijn ongetwijfeld vele geschikte kandidaten. De PvdA heeft de nodige ervaren bestuurders. Te denken valt aan Klaas de Vries, Margo Vliegenthart of de Nijmeegse burgemeester Guusje ter Horst. En als het om Tweede-Kamerleden gaat, aan Jet Bussemaker, Ferd Crone, Ella Kalsbeek en Bert Koenders. Verder zijn er ongetwijfeld PvdA-burgemeesters, gedeputeerden of hoogleraren die geschikt zijn voor een ministerschap.

Ook bij GroenLinks is het nodige bestuurlijke talent aanwezig. GroenLinks heeft ervaren bestuurders zoals de Noord-Hollandse Commissaris van de Koningin en oud-S.G. van Justitie Harry Borghouts en oud-senator (en nu wethouder) Wim de Boer. Daarnaast zijn er goede Tweede-Kamerleden als Kees Vendrik en Marijke Vos. Ook Femke Halsema en Paul Rosenmöller moeten zonder meer ministeriabel worden geacht. Of zij beschikbaar zijn, is nog de vraag.

Wie bij de SP ministeriabel zijn, is echter een grotere vraag. Ongetwijfeld zijn er in de SP goede kandidaten te vinden, waarbij in de eerste plaats aan Kamerleden kan worden gedacht, zoals Agnes Kant, Jan de Wit en Harry van Bommel. En wie weet is Jan Marijnissen een goede minister van Sociale Zaken. Maar zijn zij straks in voor een ministerschap? En zo niet, wie kunnen we dan namens de SP als bewindslieden verwachten? Als de SP serieus aan regeringsdeelname denkt, zou die vraag toch beantwoord kunnen en moeten worden.

Vorming van een compleet alternatief kabinet is niet nodig, maar enige indicatie van partijen over wie hun kandidaat-bewindslieden zijn, is wenselijk. Dat geldt voor GroenLinks en zeker voor de SP, die beide nog nooit aan een kabinet hebben deelgenomen. Zou het niet goed zijn als die partijen daar nu al over na denken en ruim vóór de verkiezingen aan de kiezers bekendmaken wie er op hun 'lijstjes' staan? Dat zou een mooie (hernieuwde) staatkundige vernieuwing zijn.

meer over



Andere recente columns