Het "Dikke Boek"
De 'Europese Grondwet' waarover op 1 juni het consultatieve referendum zal plaats vinden, wordt nu al in de wandeling het "Dikke Boek" genoemd wegens het grote aantal artikelen met telkens veel tekst dat het grondwetsverdrag omvat. Exclusief de bijbehorende protocollen gaat het om 447 artikelen. Dat is geen gering aantal als men het vergelijkt met onze huidige Nederlandse grondwetstekst die 142, doorgaans bondige, artikelen telt.
Zelfs van die 142 artikelen wordt meer dan eens gezegd dat het wel wat minder kan. De meeste sociale grondrechten in onze Grondwet zijn niet meer dan vrome teksten waar niemand wijzer van wordt. De vraag is voorts of alle artikelen inzake het koningschap perse in de Grondwet moeten staan. Daar staat weer tegenover dat belangrijke constitutionele waarden, het parlementaire vertrouwensbeginsel bijvoorbeeld, niet in de Grondwet zijn te vinden. Het kan dus zeker zowel korter als krachtiger.
Er is trouwens reden voor het vermoeden dat, naarmate een constitutionele tekst meer artikelen telt (respectievelijk nodig heeft) er groter onenigheid over heeft bestaan bij de voorbereiding en er meer fundamenteel verschillende opvattingen in moesten worden opgenomen.
In aanmerking genomen dat uiteindelijk vijfentwintig staten, met hun zozeer verschillende politieke geschiedenis en cultuur, het over een tekst eens moesten worden, heeft de Europese Conventie (de eigenlijke maker van het Grondwetsverdrag) zich nog behoorlijk weten te beheersen.
Maar, "dikke boek": die betiteling is omineus, vooral indien zij met een referendum in verband wordt gebracht. Meer dan twee eeuwen geleden immers, in 1797, moest de bevolking van de jonge Bataafse Republiek per referendum beslissen over een ander "dik boek", de ontwerp-Staatsregeling voor de Bataafse Republiek.
Het oorspronkelijke commissievoorstel (Plan van Constitutie geheten) had al 754 artikelen geteld. Na de parlementaire behandeling waren het er 997 geworden, exclusief een tweetal bijbehorende reglementen. De Europese Grondwetskrant moge taaie leeskost zijn; destijds moest een boek van tweehonderd bladzijden worden doorgeworsteld. De stemgerechtigde bevolking maakte er, in september 1797 gehakt van: met ruime meerderheid werd de nieuwe staatsregeling verworpen.
Om verklaarbare redenen: het toenmalige "dikke boek" stond vol met onontwarbare compromisteksten, het product van zeven gewezen staatjes (eigenlijk acht: Brabant mocht sinds 1796 meedoen) met hun eigen loyaliteiten en met zeer verschillende opvattingen over de vraag of de nieuwe staatsregeling veel democratischer moest zijn of juist niet; en, of die centralistischer moest worden ingericht dan wel federalistischer.
Onenigheid die niet zo heel erg verschilt met die tussen de framers van de nieuwe Europese Grondwet. Onenigheid die zich, zowel in 1797 als nu, voortzet in de bevolking die er nogal wantrouwig van wordt. Ook dat was toen niet anders dan vandaag.
Het "dikke boek": het voorspelt weinig goeds voor de uitspraak op 1 juni over het Europese Grondwetsverdrag.