Artikel III-308: Afbakening en naleving
Inhoudsopgave van deze pagina:
De uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid heeft geen gevolgen voor de toepassing van de procedures en de respectieve omvang van de bevoegdheden van de instellingen, waarin de Grondwet voorziet voor de uitoefening van de in de artikelen I-13 tot en met I-15, en I-17 bedoelde bevoegdheden van de Unie.
Evenmin heeft de uitvoering van de in deze artikelen bedoelde beleidsonderdelen gevolgen voor de procedures en de respectieve omvang van de bevoegdheden van de instellingen, waarin de Grondwet voorziet voor de uitoefening van de bevoegdheden van de Unie op grond van dit hoofdstuk.
Artikel III-308 herneemt het beginsel dat al werd vastgesteld in artikel 47 VEU en volgens hetwelk de uitvoering van het GBVB geen invloed heeft op de toepassing van procedures op andere bevoegdheidsgebieden van de Unie.
-
1.De Raad besluit met gewone meerderheid, dat wil zeggen met de meerderheid van de uitgebrachte gewogen stemmen, waarbij de onthoudingen niet worden meegerekend.
-
2.In de uitdrukkelijk in het Verdrag voorziene gevallen besluit de Raad
-
a)hetzij met volstrekte meerderheid, dat wil zeggen met de meerderheid van de gewogen stemmen, waarbij onthoudingen niet worden meegerekend, en met ten minste de helft van de vertegenwoordigingen,
-
b)hetzij met gekwalificeerde meerderheid, dat wil zeggen met de meerderheid van 2/3 van de gewogen stemmen, waarbij onthoudingen niet worden meegerekend, en de meerderheid van de vertegenwoordigingen. Bij de stemming in tweede lezing over de begroting is de gekwalificeerde meerderheid de meerderheid van 3/5 van de gewogen stemmen, waarbij onthoudingen niet worden meegerekend, en de meerderheid van de vertegenwoordigingen,
-
c)hetzij met eenparigheid van stemmen van de vertegenwoordigingen, waarbij onthoudingen niet worden meegerekend.
-
-
3.Gedurende een overgangsperiode van tien jaar wordt de stemming uitgesteld om het vraagstuk opnieuw te bestuderen, indien een vertegenwoordiging zich beroept op een vitaal nationaal belang dat door het te nemen besluit wordt geraakt en dat als zodanig door de Commissie is erkend. De redenen voor dit verzoek om uitstel moeten worden gepubliceerd.
Besluiten van de Raad worden met een dubbele meerderheid genomen, te weten een meerderheid van de lid-staten en een meerderheid van de bevolking.
Onder eenvoudige meerderheid wordt verstaan een meerderheid van de lid-staten, die tevens een meerderheid van de bevolking van de Unie vertegenwoordigd.
Onder gekwalificeerde meerderheid wordt verstaan een meerderheid van twee derde van de lidstaten, die tevens twee derde van de bevolking van de Unie vertegenwoordigt.
Een overgekwalificeerde meerderheid is niet bereikt wanneer ten minste een vierde van de lidstaten die ten minste een achtste van de bevolking van de Unie vertegenwoordigen, tegen het betrokken voorstel is.
-
1.Wanneer de Europese Raad of de Raad van ministers met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, wordt onder gekwalificeerde meerderheid verstaan, de meerderheid die wordt gevormd door de lidstaten die ten minste drie vijfden van de bevolking van de Unie vertegenwoordigen.
-
2.In de Europese Raad nemen de voorzitter en de voorzitter van de Commissie niet deel aan de stemming.
De uitvoering van het GBVB laat de in de [artikelen 11 tot en met 13, 15 en 16 van deel I] van de Grondwet genoemde bevoegdheden onverlet. Evenzo laat de uitvoering van de beleidsonderdelen die in deze artikelen worden genoemd de in [artikel 14 van deel I] van de Grondwet bedoelde bevoegdheid onverlet.
Het Hof van Justitie is bevoegd om de naleving van dit artikel te controleren.
De uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid laat de in de artikelen I-12 tot en met I-14, en I-16 genoemde bevoegdheden onverlet. Evenzo laat de uitvoering van de in deze artikelen genoemde beleidsonderdelen de in artikel I-15 bedoelde bevoegdheid onverlet.
Het Hof van Justitie is bevoegd om erop toe te zien dat dit artikel wordt nageleefd.
De uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid laat de toepassing onverlet van de procedures en de respectieve omvang van de bevoegdheden van de instellingen, waarin de Grondwet voorziet voor de uitoefening van de in de artikelen I-12 tot en met I-14, en I-16 genoemde bevoegdheden van de Unie.
Evenzo laat de uitvoering van de in deze artikelen genoemde beleidsonderdelen de toepassing onverlet van de procedures en de respectieve omvang van de bevoegdheden van de instellingen, waarin de Grondwet voorziet voor de uitoefening van de bevoegdheden van de Unie op grond van dit hoofdstuk.
De uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid heeft geen gevolgen voor de toepassing van de procedures en de respectieve omvang van de bevoegdheden van de instellingen, waarin de Grondwet voorziet voor de uitoefening van de in de artikelen I-13 tot en met I-15, en I-17 bedoelde bevoegdheden van de Unie.
Evenmin heeft de uitvoering van de in deze artikelen bedoelde beleidsonderdelen gevolgen voor de procedures en de respectieve omvang van de bevoegdheden van de instellingen, waarin de Grondwet voorziet voor de uitoefening van de bevoegdheden van de Unie op grond van dit hoofdstuk.