Artikel III-290: Vrij verkeer van werknemers

III-289
Artikel III-290
III-291

Inhoudsopgave van deze pagina:


Behoudens de bepalingen betreffende de volksgezondheid, de openbare veiligheid en de openbare orde, wordt het vrije verkeer van werknemers uit de landen en gebieden binnen de lidstaten en van werknemers uit de lidstaten binnen de landen en gebieden geregeld bij overeenkomstig artikel III-291 vastgestelde handelingen.

1.

Toelichting Nederlandse regering

Op grond van artikel III-290 (artikel 186 EG-Verdrag) betreffende het vrije verkeer van werknemers uit de [Landen en Gebieden Overzee (LGO)] binnen de lidstaten en van werknemers uit de lidstaten binnen de LGO worden de noodzakelijke maatregelen niet langer bij overeenkomst vastgesteld, maar bij een juridisch bindende handeling van de Raad.

2.

Toelichting Belgische regering

Met betrekking tot de landen en gebieden overzee (LGO) vestigen we de aandacht op de volgende wijzigingen :

  • Artikel III-290 bepaalt dat het vrij verkeer van werknemers tussen de Unie en de LGO's wordt georganiseerd op basis van handelingen van de Raad die eenparig besluit, en niet langer op basis van overeenkomsten.
  • Artikel III-291, dat de juridische grondslag vormt voor de aanvaarding van de voorwaarden voor de associatie van de LGO's met de Unie, bepaalt nog steeds dat de Raad eenparig besluit, maar preciseert dat de Raad dit zal doen op voorstel van de Commissie.

De bepaling betreffende de ultraperifere gebieden is het voorwerp van een andere Titel van de Grondwet (artikel III-424).

Artikel IV-440 over het territoriaal toepassingsgebied van de Grondwet besteedt net als het oude artikel 299 VEG bijzondere aandacht aan de LGO's en de ultraperifere gebieden.

Het voert een vereenvoudigde procedure in om de status van de Deense, Franse of Nederlandse LGO's en ultraperifere gebieden te wijzigen. Deze wijziging van status kan worden aangenomen krachtens een besluit van de Raad die beslist bij eenparigheid, terwijl tot hiertoe een IGC nodig was.

3.

Ontwikkeling artikel

2003
  • 1. 
    De doeltreffende uitvoering op nationaal niveau van de wetgeving van de Unie door de lidstaten, die van wezenlijk belang is voor de goede werking van de Unie, wordt beschouwd als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang.
  • 2. 
    De Unie kan de inspanningen van de lidstaten ter verbetering van hun administratieve vermogen om de wetgeving van de Unie uit te voeren, steunen. Dergelijke steun kan naast het vergemakkelijken van uitwisselingen van informatie en van ambtenaren, ook ondersteunende opleidings- en ontwikkelingsregelingen omvatten. Geen enkele lidstaat is verplicht gebruik te maken van dergelijke steun. De daartoe noodzakelijke maatregelen worden in een Europese wet vastgesteld.
  • 3. 
    Dit artikel doet geen afbreuk aan de verplichting van de lidstaten om de wetgeving van de Unie uit te voeren, noch aan de prerogatieven en taken van de Commissie. Dit artikel is ook niet van invloed op andere bepalingen van de grondwet die voorzien in administratieve samenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Unie.

4.

Toelichting

In het eindverslag van de Werkgroep aanvullende bevoegdheden staat de volgende aanbeveling: "In een toekomstig Verdrag moet een bepaling worden opgenomen waarin het gemeenschappelijke belang bij doeltreffende nationale toepassing van de EU-wetgeving wordt onderstreept en waarbij de Unie de bevoegdheid wordt verleend om ondersteuningsmaatregelen vast te stellen om de uitwisseling van gegevens en personen in de context van de nationale administratie van de EU-wetgeving te vergemakkelijken en communautaire steun te verlenen voor opleidings- en ontwikkelingsprogramma's."

Bovenstaande bepaling is een concretisering van de aanbeveling van de werkgroep. De bepaling zou een aanvullend gebied van ondersteunende maatregelen vormen dat moet worden toegevoegd aan die welke in artikel I-16 worden genoemd.

Een van de grondbeginselen van de Unie luidt dat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering en toepassing van de wetgeving van de Unie bij de lidstaten ligt (tenzij het Verdrag anders bepaalt); bij dit beginsel behoort uiteraard de plicht van de lidstaten om erop toe te zien dat de administratie en de uitvoering doeltreffend en juridisch correct verlopen. Lid 1 herinnert eraan dat de kwaliteit van de administratie van de wetgeving van de EU door de lidstaten een zaak van gemeenschappelijk belang is. Lid 2 machtigt de Unie ertoe in dit verband ondersteunende maatregelen te treffen, in de vorm van een vergemakkelijking van de uitwisseling van informatie en personen die te maken hebben met de administratie van de EU-wetgeving en ondersteuning van gemeenschappelijke opleidings- en ontwikkelingsprogramma's. Lid 3 onderstreept dat de overeenkomstig deze rechtsgrondslag aangenomen maatregelen de door andere bepalingen van de Grondwet opgelegde taken en verplichtingen onverlet laat.

2003

Behoudens de bepalingen betreffende de volksgezondheid, de openbare veiligheid en de openbare orde, wordt het vrije verkeer van werknemers uit de landen en gebieden binnen de lidstaten en van werknemers uit de lidstaten binnen de landen en gebieden geregeld door krachtens artikel III-191 aangenomen maatregelen.

2003

Behoudens de bepalingen betreffende de volksgezondheid, de openbare veiligheid en de openbare orde, wordt het vrije verkeer van werknemers uit de landen en gebieden binnen de lidstaten en van werknemers uit de lidstaten binnen de landen en gebieden geregeld door krachtens artikel III-191 aangenomen handelingen.

2004

Behoudens de bepalingen betreffende de volksgezondheid, de openbare veiligheid en de openbare orde, wordt het vrije verkeer van werknemers uit de landen en gebieden binnen de lidstaten en van werknemers uit de lidstaten binnen de landen en gebieden geregeld bij overeenkomstig artikel III-291 vastgestelde handelingen.