Artikel III-180: Administratieve samenwerking
Inhoudsopgave van deze pagina:
-
1.De doeltreffende uitvoering op nationaal niveau van de wetgeving van de Unie door de lidstaten, die van wezenlijk belang is voor de goede werking van de Unie, wordt beschouwd als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang.
-
2.De Unie kan de inspanningen van de lidstaten ter verbetering van hun administratieve vermogen om de wetgeving van de Unie uit te voeren, steunen. Dergelijke steun kan naast het vergemakkelijken van uitwisselingen van informatie en van ambtenaren, ook ondersteunende opleidings- en ontwikkelingsregelingen omvatten. Geen enkele lidstaat is verplicht gebruik te maken van dergelijke steun. De daartoe noodzakelijke maatregelen worden in een Europese wet vastgesteld.
-
3.Dit artikel doet geen afbreuk aan de verplichting van de lidstaten om de wetgeving van de Unie uit te voeren, noch aan de prerogatieven en taken van de Commissie. Dit artikel is ook niet van invloed op andere bepalingen van de grondwet die voorzien in administratieve samenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Unie.
In het eindverslag van de Werkgroep aanvullende bevoegdheden staat de volgende aanbeveling: "In een toekomstig Verdrag moet een bepaling worden opgenomen waarin het gemeenschappelijke belang bij doeltreffende nationale toepassing van de EU-wetgeving wordt onderstreept en waarbij de Unie de bevoegdheid wordt verleend om ondersteuningsmaatregelen vast te stellen om de uitwisseling van gegevens en personen in de context van de nationale administratie van de EU-wetgeving te vergemakkelijken en communautaire steun te verlenen voor opleidings- en ontwikkelingsprogramma's."
Bovenstaande bepaling is een concretisering van de aanbeveling van de werkgroep. De bepaling zou een aanvullend gebied van ondersteunende maatregelen vormen dat moet worden toegevoegd aan die welke in artikel I-16 worden genoemd.
Een van de grondbeginselen van de Unie luidt dat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering en toepassing van de wetgeving van de Unie bij de lidstaten ligt (tenzij het Verdrag anders bepaalt); bij dit beginsel behoort uiteraard de plicht van de lidstaten om erop toe te zien dat de administratie en de uitvoering doeltreffend en juridisch correct verlopen. Lid 1 herinnert eraan dat de kwaliteit van de administratie van de wetgeving van de EU door de lidstaten een zaak van gemeenschappelijk belang is. Lid 2 machtigt de Unie ertoe in dit verband ondersteunende maatregelen te treffen, in de vorm van een vergemakkelijking van de uitwisseling van informatie en personen die te maken hebben met de administratie van de EU-wetgeving en ondersteuning van gemeenschappelijke opleidings- en ontwikkelingsprogramma's. Lid 3 onderstreept dat de overeenkomstig deze rechtsgrondslag aangenomen maatregelen de door andere bepalingen van de Grondwet opgelegde taken en verplichtingen onverlet laat.
-
1.De doeltreffende uitvoering op nationaal niveau van de wetgeving van de Unie door de lidstaten, die van wezenlijk belang is voor de goede werking van de Unie, wordt beschouwd als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang.
-
2.De Unie kan de inspanningen van de lidstaten ter verbetering van hun administratieve vermogen om de wetgeving van de Unie uit te voeren, steunen. Dergelijke steun kan naast het vergemakkelijken van uitwisselingen van informatie en van ambtenaren, ook ondersteunende opleidings- en ontwikkelingsregelingen omvatten. Geen enkele lidstaat is verplicht gebruik te maken van dergelijke steun. De daartoe noodzakelijke maatregelen worden in een Europese wet vastgesteld.
-
3.Dit artikel doet geen afbreuk aan de verplichting van de lidstaten om de wetgeving van de Unie uit te voeren, noch aan de prerogatieven en taken van de Commissie. Dit artikel is ook niet van invloed op andere bepalingen van de grondwet die voorzien in administratieve samenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Unie.
In het eindverslag van de Werkgroep aanvullende bevoegdheden staat de volgende aanbeveling: "In een toekomstig Verdrag moet een bepaling worden opgenomen waarin het gemeenschappelijke belang bij doeltreffende nationale toepassing van de EU-wetgeving wordt onderstreept en waarbij de Unie de bevoegdheid wordt verleend om ondersteuningsmaatregelen vast te stellen om de uitwisseling van gegevens en personen in de context van de nationale administratie van de EU-wetgeving te vergemakkelijken en communautaire steun te verlenen voor opleidings- en ontwikkelingsprogramma's."
Bovenstaande bepaling is een concretisering van de aanbeveling van de werkgroep. De bepaling zou een aanvullend gebied van ondersteunende maatregelen vormen dat moet worden toegevoegd aan die welke in artikel I-16 worden genoemd.
Een van de grondbeginselen van de Unie luidt dat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering en toepassing van de wetgeving van de Unie bij de lidstaten ligt (tenzij het Verdrag anders bepaalt); bij dit beginsel behoort uiteraard de plicht van de lidstaten om erop toe te zien dat de administratie en de uitvoering doeltreffend en juridisch correct verlopen. Lid 1 herinnert eraan dat de kwaliteit van de administratie van de wetgeving van de EU door de lidstaten een zaak van gemeenschappelijk belang is. Lid 2 machtigt de Unie ertoe in dit verband ondersteunende maatregelen te treffen, in de vorm van een vergemakkelijking van de uitwisseling van informatie en personen die te maken hebben met de administratie van de EU-wetgeving en ondersteuning van gemeenschappelijke opleidings- en ontwikkelingsprogramma's. Lid 3 onderstreept dat de overeenkomstig deze rechtsgrondslag aangenomen maatregelen de door andere bepalingen van de Grondwet opgelegde taken en verplichtingen onverlet laat.
-
1.De doeltreffende uitvoering op nationaal niveau van de wetgeving van de Unie door de lidstaten, die van wezenlijk belang is voor de goede werking van de Unie, wordt beschouwd als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang.
-
2.De Unie kan de inspanningen van de lidstaten ter verbetering van hun administratieve vermogen om de wetgeving van de Unie uit te voeren, steunen. Dergelijke steun kan behalve het vergemakkelijken van de uitwisselingen van informatie en van ambtenaren ook ondersteunende opleidings- en ontwikkelingsregelingen omvatten. Geen enkele lidstaat is verplicht gebruik te maken van dergelijke steun. De daartoe noodzakelijke maatregelen worden bij Europese wet vastgesteld, met uitzondering van enige harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijke regelingen van de lidstaten.
-
3.Dit artikel laat de verplichting van de lidstaten om de wetgeving van de Unie uit te voeren, alsook de prerogatieven en taken van de Europese Commissie, onverlet. Het laat ook de andere bepalingen van de grondwet die voorzien in administratieve samenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Unie, onverlet.
-
1.De doeltreffende uitvoering op nationaal niveau van de wetgeving van de Unie door de lidstaten, die van wezenlijk belang is voor de goede werking van de Unie, wordt beschouwd als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang.
-
2.De Unie kan de inspanningen van de lidstaten ter verbetering van hun administratieve vermogen om de wetgeving van de Unie uit te voeren, steunen. Dergelijke steun kan behalve het vergemakkelijken van de uitwisselingen van informatie en van ambtenaren ook ondersteunende opleidings- en ontwikkelingsregelingen omvatten. Geen enkele lidstaat is verplicht gebruik te maken van dergelijke steun. De daartoe noodzakelijke maatregelen worden bij Europese wet vastgesteld, met uitzondering van enige harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten.
-
3.Dit artikel laat de verplichting van de lidstaten om de wetgeving van de Unie uit te voeren, alsook de prerogatieven en taken van de Commissie, onverlet. Het laat ook de andere bepalingen van de grondwet die voorzien in administratieve samenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Unie, onverlet.
-
1.De doeltreffende uitvoering van de wetgeving van de Unie door de lidstaten, die van wezenlijk belang is voor de goede werking van de Unie, wordt beschouwd als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang.
-
2.De Unie kan de inspanningen van de lidstaten ter verbetering van hun administratieve vermogen om de wetgeving van de Unie uit te voeren, steunen. Dergelijke steun kan behalve het vergemakkelijken van de uitwisselingen van informatie en van ambtenaren ook ondersteunende opleidings- en ontwikkelingsregelingen omvatten.
Geen enkele lidstaat is verplicht gebruik te maken van dergelijke steun.
De daartoe noodzakelijke maatregelen worden bij Europese wet vastgesteld, met uitzondering van enige harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten.
-
3.Dit artikel laat de verplichting van de lidstaten om de wetgeving van de Unie uit te voeren, alsook de prerogatieven en taken van de Commissie, onverlet. Het laat ook de andere bepalingen van de Grondwet die voorzien in administratieve samenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Unie, onverlet.