Artikel III-275: Samenwerking tussen bevoegde autoriteiten

III-274
Artikel III-275
III-276

Inhoudsopgave van deze pagina:


  • 1. 
    De Unie ontwikkelt een vorm van politiële samenwerking waarbij alle bevoegde autoriteiten van de lidstaten betrokken zijn, met inbegrip van de politie, de douane en andere gespecialiseerde wetshandhavingsdiensten die belast zijn met het voorkomen, opsporen en onderzoeken van strafbare feiten.
  • 2. 
    Voor de toepassing van lid 1 kunnen bij Europese wet of kaderwet maatregelen worden vastgesteld die betrekking hebben op:
    • a) 
      de verzameling, opslag, verwerking, analyse en uitwisseling van relevante informatie;
    • b) 
      steun voor de opleiding van personeel, alsmede samenwerking betreffende de uitwisseling van personeel, apparatuur en onderzoek op het gebied van criminalistiek;
    • c) 
      gemeenschappelijke onderzoekstechnieken voor het opsporen van ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit.
  • 3. 
    Bij Europese wet of kaderwet van de Raad kunnen maatregelen worden vastgesteld die betrekking hebben op de operationele samenwerking tussen de in dit artikel bedoelde autoriteiten. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement.
 

1.

Toelichting Nederlandse regering

Artikel III-275 bepaalt dat de Unie een vorm van politiële samenwerking ontwikkelt waarbij alle bevoegde autoriteiten van de lidstaten betrokken zijn. Dit stemt overeen met de artikelen 29 en 30, eerste lid, van het EU-Verdrag.

Het tweede lid somt de maatregelen hiervoor op, waaronder de verzameling, opslag, verwerking, analyse en uitwisseling van relevante informatie.

Het derde lid bepaalt dat de Raad met eenparigheid van stemmen besluit, na raadpleging van het Europees Parlement, over maatregelen die betrekking hebben op de operationele samenwerking tussen de in dit artikel bedoelde autoriteiten.

2.

Toelichting Belgische regering

Het actieterrein van de politiële samenwerking (artikel III-275 tot artikel III-277) is overgenomen uit de huidige artikelen 30 en 32 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Volgens artikel III-275 kan de Europese wet echter maatregelen vaststellen die betrekking hebben op gemeenschappelijke onderzoekstechnieken, terwijl artikel 30 VEU alleen voorziet in een gemeenschappelijke evaluatie van die technieken.

De gewone procedures (gekwalificeerde meerderheid en medebeslissing in wetgevende zaken van het Europees Parlement) zijn op het gebied van politiële samenwerking van toepassing. Dit is een belangrijke doorbraak.

De eenparigheid wordt echter behouden voor maatregelen betreffende de operationele politiële samenwerking (artikel III-276) en voor de wetgeving die de voorwaarden vaststelt voor interventies op het grondgebied van andere lidstaten (artikel III-277).

3.

Ontwikkeling artikel

2003
  • 1. 
    De Unie ontwikkelt een vorm van samenwerking waarbij alle bevoegde autoriteiten op het gebied van binnenlandse veiligheid van de lidstaten betrokken zijn, met inbegrip van de politie, de douane en andere gespecialiseerde diensten belast met het voorkomen, opsporen en onderzoeken van strafbare feiten.
  • 2. 
    Het Europees Parlement en de Raad nemen daartoe volgens de wetgevingsprocedure wetten en kaderwetten aan die betrekking hebben op:
    • de verzameling, opslag, verwerking, analyse en uitwisseling van relevante informatie;
    • opleiding et uitwisseling van personeel, apparatuur en onderzoek;
    • elke andere niet in het volgende lid bedoelde maatregel, die de samenwerking tussen de in dit artikel bedoelde autoriteiten bevordert.
  • 3. 
    De Raad kan met eenparigheid van stemmen wetten en kaderwetten aannemen die betrekking hebben op de operationele samenwerking tussen de in dit artikel bedoelde autoriteiten. Hij neemt een besluit na raadpleging van het Europees Parlement.

4.

Opmerkingen

De voorgestelde redactie is grotendeels ontleend aan het huidige artikel 30, lid 1, VEU, zij het in verkorte versie. Alleen politiële samenwerking wordt bestreken, waarin het dus verschilt van artikel 4 van deze titel, dat alles bestrijkt wat onder de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht valt. Wat de besluitvormingsprocedure betreft, houdt het ontwerp, via het onderscheid tussen lid 2 en lid 3, rekening met het verslag van de werkgroep waarin wordt aanbevolen op het gebied van de politiële samenwerking voortaan de gekwalificeerde meerderheid en de medebeslissing te hanteren, behalve voor de regels betreffende de uitoefening van de operationele bevoegdheden van de nationale politieautoriteiten, de gemeenschappelijke onderzoeksteams en de wetshandhavingsdiensten op het grondgebied van een andere lidstaat (cf. bladzijde 14 van het verslag).

Hierbij moet worden opgemerkt dat het huidige artikel 30 van het VEU bepaalt dat uitwisseling van informatie tussen de nationale diensten en met Europol, geschiedt "onder voorbehoud van passende bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens". Op die basis zijn bepalingen m.b.t. "gegevensbescherming" opgenomen in de diverse instrumenten van de derde pijler waar persoonsgegevens in het geding kunnen zijn. Dit onderwerp had derhalve uitdrukkelijk kunnen worden vermeld om een rechtsgrondslag te scheppen voor de handhaving en de nadere ontwikkeling van dergelijke bepalingen.

Gezien de afschaffing van de pijlers lijkt het echter logischer dat kan worden voorzien in een algemene regeling voor de bescherming van persoonsgegevens, die zowel de huidige communautaire regeling (namelijk de richtlijn "gegevensbescherming", die gebaseerd is op artikel 95 VEG voor het optreden van de lidstaten, en artikel 286 VEG voor het optreden van de instellingen) als het optreden in het kader van de huidige derde pijler zou omvatten en waarvoor het niet nodig is in dit hoofdstuk een specifieke rechtsgrondslag voor gegevensbescherming op te nemen. Daarom zal in de Titel "Het democratisch leven van de Unie" van het 1e deel van de Grondwet een nieuw, algemeen artikel over de bescherming van persoonsgegevens worden voorgesteld. Dit artikel moet niet alleen de tekst van het huidige artikel 286 VEG over het optreden van de instellingen en organen van de Unie overnemen, maar tevens een rechtsgrondslag bevatten voor de aanneming van voorschriften inzake de verwerking van persoonsgegevens door de autoriteiten van de lidstaten wanneer zij handelen uit hoofde van het Gemeenschapsrecht. Vanzelfsprekend zal de wetgever op grond van die nieuwe, algemene rechtsgrondslag specifieke voorschriften inzake gegevensbescherming voor de politiële sector kunnen vaststellen.

2003
  • 1. 
    De Unie ontwikkelt een vorm van politiële samenwerking waarbij alle bevoegde autoriteiten van de lidstaten betrokken zijn, met inbegrip van de politie, de douane en andere gespecialiseerde wetshandhavingsdiensten belast met het voorkomen, opsporen en onderzoeken van strafbare feiten.
  • 2. 
    Daartoe kunnen bij Europese wet of kaderwet maatregelen worden vastgesteld die betrekking hebben op:
    • a) 
      de verzameling, opslag, verwerking, analyse en uitwisseling van relevante informatie;
    • b) 
      steun voor de opleiding en uitwisseling van personeel en voor apparatuur en onderzoek op het gebied van criminaliteit;
    • c) 
      gemeenschappelijke onderzoekstechnieken voor het opsporen van ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit.
  • 3. 
    Bij Europese wet of kaderwet van de Raad kunnen maatregelen worden vastgesteld die betrekking hebben op de operationele samenwerking tussen de in dit artikel bedoelde autoriteiten. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen na raadpleging van het Europees Parlement.
2003
  • 1. 
    De Unie ontwikkelt een vorm van politiële samenwerking waarbij alle bevoegde autoriteiten van de lidstaten betrokken zijn, met inbegrip van de politie, de douane en andere gespecialiseerde wetshandhavingsdiensten die belast zijn met het voorkomen, opsporen en onderzoeken van strafbare feiten.
  • 2. 
    Te dien einde kunnen bij Europese wet of kaderwet maatregelen worden vastgesteld die betrekking hebben op:
    • a) 
      de verzameling, opslag, verwerking, analyse en uitwisseling van relevante informatie;
    • b) 
      steun voor de opleiding van personeel, alsmede samenwerking betreffende de uitwisseling van personeel, apparatuur en onderzoek op het gebied van criminalistiek;
    • c) 
      gemeenschappelijke onderzoekstechnieken voor het opsporen van ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit.
  • 3. 
    Bij Europese wet of kaderwet van de Raad van Ministers kunnen maatregelen worden vastgesteld die betrekking hebben op de operationele samenwerking tussen de in dit artikel bedoelde autoriteiten. De Raad van Ministers besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement.
2003
  • 1. 
    De Unie ontwikkelt een vorm van politiële samenwerking waarbij alle bevoegde autoriteiten van de lidstaten betrokken zijn, met inbegrip van de politie, de douane en andere gespecialiseerde wetshandhavingsdiensten die belast zijn met het voorkomen, opsporen en onderzoeken van strafbare feiten.
  • 2. 
    Te dien einde kunnen bij Europese wet of kaderwet maatregelen worden vastgesteld die betrekking hebben op:
    • a) 
      de verzameling, opslag, verwerking, analyse en uitwisseling van relevante informatie;
    • b) 
      steun voor de opleiding van personeel, alsmede samenwerking betreffende de uitwisseling van personeel, apparatuur en onderzoek op het gebied van criminalistiek;
    • c) 
      gemeenschappelijke onderzoekstechnieken voor het opsporen van ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit.
  • 3. 
    Bij Europese wet of kaderwet van de Raad kunnen maatregelen worden vastgesteld die betrekking hebben op de operationele samenwerking tussen de in dit artikel bedoelde autoriteiten. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement.
2004
  • 1. 
    De Unie ontwikkelt een vorm van politiële samenwerking waarbij alle bevoegde autoriteiten van de lidstaten betrokken zijn, met inbegrip van de politie, de douane en andere gespecialiseerde wetshandhavingsdiensten die belast zijn met het voorkomen, opsporen en onderzoeken van strafbare feiten.
  • 2. 
    Voor de toepassing van lid 1 kunnen bij Europese wet of kaderwet maatregelen worden vastgesteld die betrekking hebben op:
    • a) 
      de verzameling, opslag, verwerking, analyse en uitwisseling van relevante informatie;
    • b) 
      steun voor de opleiding van personeel, alsmede samenwerking betreffende de uitwisseling van personeel, apparatuur en onderzoek op het gebied van criminalistiek;
    • c) 
      gemeenschappelijke onderzoekstechnieken voor het opsporen van ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit.
  • 3. 
    Bij Europese wet of kaderwet van de Raad kunnen maatregelen worden vastgesteld die betrekking hebben op de operationele samenwerking tussen de in dit artikel bedoelde autoriteiten. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement.