Artikel I-35: Handelingen, niet zijnde wetgevingshandelingen
Inhoudsopgave van deze pagina:
-
1.De Europese Raad stelt in de bij de Grondwet bepaalde gevallen Europese besluiten vast.
-
2.Europese verordeningen en besluiten worden vastgesteld door de Raad en de Commissie, met name in de in de artikelen I-36 en I-37 bepaalde gevallen, alsmede door de Europese Centrale Bank in de bij de Grondwet bepaalde specifieke gevallen.
-
3.De Raad stelt aanbevelingen vast. De Raad besluit op voorstel van de Commissie in alle gevallen waarin bij de Grondwet is bepaald dat hij handelingen op voorstel van de Commissie vaststelt. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen op de gebieden waarop handelingen van de Unie met eenparigheid van stemmen moeten worden vastgesteld. De Commissie, alsmede de Europese Centrale Bank in de bij de Grondwet bepaalde specifieke gevallen, stellen aanbevelingen vast.
Dit artikel geeft aan welke instelling welk type niet-wetgevingshandeling kan vaststellen. Per geval zal uit de desbetreffende rechtsgrondslag moeten blijken welke instelling of welk orgaan van de Unie een handeling mag vaststellen en om welk type handeling het daarbij gaat.
Hieraan kan worden toegevoegd dat het eerste lid, luidende dat de Europese Raad Europese besluiten vaststelt, de pendant vormt van artikel I-21, waarin uitgesloten wordt dat de Europese Raad wetgevingshandelingen vaststelt.
De Grondwet bepaalt drie soorten handelingen, niet zijnde wetgevingshandelingen :
-
-verordeningen, dit zijn handelingen van algemene strekking
-
-besluiten, die niet van algemene strekking zijn maar in al hun onderdelen bindend zijn
-
-aanbevelingen
Handelingen, niet zijnde wetgevingshandelingen, worden in principe vastgesteld door de instellingen van de Unie die de uitvoerende macht uitoefenen, dus afhankelijk van de materie de Raad (bijvoorbeeld voor GBVB-besluiten) en de Commissie. In door de Grondwet bepaalde specifieke gevallen kunnen sommige besluiten ook vastgesteld worden door de Europese Raad (2) of de Europese Centrale Bank (3).
(2) Wanneer hij bijvoorbeeld de voorwaarden voor de organisatie van het voorzitterschap vastlegt (artikel I-24, lid 7).
(3) Zie artikel III-190.
Dit artikel bestrijkt alle niet-wetgevingsbesluiten en in het bijzonder (laatste zin) de gevallen waarin de Raad en de Commissie niet-wetgevingsbesluiten rechtstreeks op grond van het verdrag aannemen.
Er zijn geen problemen met betrekking tot de aard van de besluiten die door de Commissie worden aangenomen - al dan niet wetgevend - want de Commissie kan geen wetgevingsbesluiten aannemen. Wordt het besluit echter aangenomen door de Raad, dan rijst de vraag of dat besluit:
-
-een wetgevingsbesluit is waarvan de procedure een uitzondering op de medebeslissing is, dan wel
-
-een niet-wetgevingsbesluit is dat door de Raad rechtstreeks op grond van het Verdrag wordt aangenomen.
Dit heeft gevolgen voor de gevallen waarin het bestaande verdrag uitdrukkelijk bepaalt welk instrument (huidige verordening of richtlijn) gebruikt moet worden. Als het om een wetgevingsbesluit gaat, moeten zij worden vervangen door een wet of kaderwet; bij een niet-wetgevingsbesluit moet de term verordening of besluit worden gebruikt. In de praktijk wordt in de rechtsgrondslagen in het verdrag slechts zelden aangegeven welk instrument moet worden gebruikt; als het toch wordt vermeld, is er geen twijfel over de aard ervan, want het gaat in alle gevallen om wetgevingsbesluiten. Indien evenwel besluiten die rechtstreeks op basis van de grondwet worden aangenomen als "niet-wetgevingsbesluiten" werden aangemerkt, zou medebeslissing in ieder geval uitgesloten zijn.
Met betrekking tot de bepalingen die niet in een bepaald instrument voorzien, zou een en ander daarentegen geen gevolgen hebben, want de procedure wordt bepaald door iedere specifieke rechtsgrondslag. Zodra vaststaat wat de uitzonderingen op de wetgevingsprocedure zijn, zouden de andere rechtsgrondslagen op grond waarvan de Raad een besluit dient te nemen, in ieder geval in niet-wetgevingsbesluiten resulteren.
Ook de Europese Centrale Bank neemt bij de uitvoering van haar taken niet-wetgevingsbesluiten aan, zoals nu reeds conform artikel 110.
Voetnoot bij de toelichting:
Artikel 110, lid 1, luidt als volgt: "Ter uitvoering van de aan het ESCB opgedragen taken, zal de ECB, overeenkomstig het bepaalde in dit Verdrag en onder de voorwaarden van de statuten van het ESCB:
-
-verordeningen vaststellen voorzover nodig voor de uitvoering van de taken omschreven in artikel 3.1, eerste streepje, artikel 19.1, artikel 22 of artikel 25.2, van de statuten van het ESCB, alsmede in de gevallen die worden bepaald in de in artikel 107, lid 6, bedoelde besluiten van de Raad;
-
-de beschikkingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van de bij dit Verdrag en de statuten van het ESCB aan het ESCB opgedragen taken;
-
-aanbevelingen doen en adviezen uitbrengen.".
-
1.De Raad en de Commissie en de Europese Centrale Bank stellen Europese verordeningen en Europese besluiten vast in de gevallen bedoeld in de artikelen I-35, I-36 en 28, alsmede in de bij de Grondwet bepaalde gevallen. De Europese Centrale Bank stelt Europese verordeningen en Europese besluiten vast voorzover de Grondwet dit toestaat.
-
2.De Raad en de Commissie, alsook de Europese Centrale Bank wanneer de Grondwet haar daartoe de mogelijkheid biedt, zijn gemachtigd aanbevelingen vast te stellen op elk gebied dat onder hun verantwoordelijkheid valt.
-
1.De Raad van Ministers en de Europese Commissie stellen Europese verordeningen en Europese besluiten vast in de gevallen bedoeld in de artikelen I-35 en I-36, alsmede in de bij de Grondwet bepaalde specifieke gevallen. De Europese Raad stelt Europese besluiten vast in de bij de Grondwet bepaalde specifieke gevallen. De Europese Centrale Bank stelt Europese verordeningen en Europese besluiten vast voorzover de Grondwet dit toestaat.
-
2.De Raad van Ministers en de Europese Commissie, alsook de Europese Centrale Bank in de gevallen waarin de Grondwet haar daartoe de mogelijkheid biedt, stellen aanbevelingen vast.
De Europese Raad stelt in de in de Grondwet bepaalde gevallen besluiten vast.
De Raad en de Commissie, met name in de in de artikelen I-35 en I-36 bepaalde gevallen, alsmede de Europese Centrale Bank in bij de Grondwet bepaalde gevallen, stellen Europese verordeningen en besluiten vast.
De Raad stelt aanbevelingen vast. De Raad besluit op voorstel van de Commissie in alle gevallen waarin in de Grondwet is bepaald dat hij handelingen op voorstel van de Commissie vaststelt. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen op alle gebieden waarop voor de vaststelling van een handeling van de Unie eenparigheid van stemmen vereist is. De Commissie en de Europese Centrale Bank, in de bij de Grondwet bepaalde gevallen, stellen aanbevelingen vast.
-
1.De Europese Raad stelt in de bij de Grondwet bepaalde gevallen Europese besluiten vast.
-
2.Europese verordeningen en besluiten worden vastgesteld door de Raad en de Commissie, met name in de in de artikelen I-36 en I-37 bepaalde gevallen, alsmede door de Europese Centrale Bank in de bij de Grondwet bepaalde specifieke gevallen.
-
3.De Raad stelt aanbevelingen vast. De Raad besluit op voorstel van de Commissie in alle gevallen waarin bij de Grondwet is bepaald dat hij handelingen op voorstel van de Commissie vaststelt. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen op de gebieden waarop handelingen van de Unie met eenparigheid van stemmen moeten worden vastgesteld. De Commissie, alsmede de Europese Centrale Bank in de bij de Grondwet bepaalde specifieke gevallen, stellen aanbevelingen vast.