Artikel 28: Uitvoeringsbesluiten

27
Artikel 28
29

Inhoudsopgave van deze pagina:


  • 1. 
    De lidstaten nemen alle maatregelen van intern recht die nodig zijn ter uitvoering van de juridisch bindende instrumenten van de Unie.
  • 2. 
    Wanneer het noodzakelijk is dat bindende instrumenten van de Unie volgens eenvormige voorwaarden worden uitgevoerd, kunnen bij die instrumenten aan de Commissie, of in specifieke gevallen en in de bij artikel [GBVB] bepaalde gevallen aan de Raad, uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend.
  • 3. 
    De uitvoeringsbesluiten van de Unie kunnen worden onderworpen aan een toezicht dat beantwoordt aan de beginselen en de voorschriften die het Europees Parlement en de Raad vooraf volgens de wetgevingsprocedure hebben vastgesteld.
  • 4. 
    De uitvoeringsbesluiten van de Unie hebben de vorm van een Europese uitvoeringsverordening of een Europees uitvoeringsbesluit.

1.

Toelichting

In de eerste zin wordt uitdrukkelijk en transparant het beginsel verwoord dat de bevoegdheid voor de uitvoering van de besluiten van de Unie bij de lidstaten berust. De tweede zin gaat over de uitzondering, te weten uitvoering door de instellingen van de Unie wanneer uniforme voorwaarden voor de uitvoering noodzakelijk zijn. Deze zin is nagenoeg identiek aan artikel 202 VEG, derde streepje, maar is duidelijker geformuleerd.

Artikel 28 handhaaft de huidige status-quo met betrekking tot de aanneming van uitvoeringsbesluiten. In beginsel worden zij aangenomen door de Commissie en in uitzonderlijke gevallen door de Raad. Bovendien wordt het bijzondere geval van het GBVB gespecificeerd door een verwijzing naar het betrokken artikel.

Met betrekking tot de voorwaarden voor het toezicht op de uitvoeringsbesluiten (comitologie) wordt in de voorgestelde tekst uitgegaan van artikel 202. De voorgestelde besluitvormingsprocedure is de medebeslissing. Zoals bekend neemt de Raad in de huidige procedure zijn besluiten met eenparigheid van stemmen, na advies van het Parlement. Hoewel de besluitvormingsprocedure in werkgroep IX besproken is, heeft deze daarover geen aanbevelingen geformuleerd.

De werkgroep heeft er evenwel op geattendeerd dat, wanneer wordt gekozen voor het concept van gedelegeerde besluiten, de voorwaarden voor het toezicht op de uitvoeringsbesluiten vereenvoudigd moeten worden en met name het evocatierecht van de Raad in het kader van de procedure van de regelgevende comités moet worden ingetrokken.

Onderscheid tussen gedelegeerde besluiten en uitvoeringsbesluiten

Werkgroep IX heeft aanbevolen een nieuwe categorie van gedelegeerde besluiten in te voeren om tegemoet te komen aan de vaak gehoorde kritiek betreffende de buitensporige gedetailleerdheid van de communautaire wetgeving en de rigiditeit en traagheid van de procedures. Volgens het verslag van werkgroep IX wordt "deze gedetailleerdheid misplaatst geacht, met name in bepaalde economische sectoren waar het vermogen tot aanpassing aan veranderende omstandigheden van groot belang is. De communautaire wetgever ziet zich zodoende voor een tweeledige opgave geplaatst: het produceren van een wetgeving die gebaseerd is op de onbetwistbare democratische legitimiteit die alleen door wetgevingsprocedures kan worden gewaarborgd, en het snel en doeltreffend inspelen op de uitdagingen en eisen van de werkelijkheid, en dus een zekere flexibiliteit bewaren.

Momenteel bestaat er geen mechanisme dat de wetgever in staat stelt de technische aspecten of bijzonderheden van de wetgeving te delegeren en daarop tegelijkertijd controle uit te oefenen.

In de huidige situatie is de wetgever namelijk verplicht om hetzij de door hem aangenomen bepalingen tot in detail te formuleren, hetzij de technische aspecten of de details van de wetgeving aan de Commissie toe te vertrouwen als zou het hier gaan om uitvoeringsmaatregelen die onderworpen zijn aan het toezicht van de lidstaten overeenkomstig het bepaalde in artikel 202 VEG.".

Als oplossing heeft de werkgroep "een nieuw type "gedelegeerd" rechtsinstrument voorgesteld dat in combinatie met doeltreffende controlemechanismen de wetgever kan aanmoedigen zich in het rechtsinstrument tot de hoofdzaken te beperken en de technische aspecten aan de uitvoerende machten te delegeren, voorzover hij de garantie heeft dat hij zijn wetgevingsbevoegdheid op enigerlei wijze kan terugkrijgen".

Sommigen vinden dat het probleem eenvoudiger kan worden opgelost door de wetgever - het Europees Parlement en de Raad - een evocatierecht toe te kennen voor de uitvoeringsbesluiten (artikel 202 VEG). In zijn conclusies heeft de werkgroep deze mogelijkheid om de volgende redenen verworpen:

  • in beginsel vallen de uitvoeringsbesluiten onder de bevoegdheid van de lidstaten en worden zij slechts bij wijze van uitzondering door de Commissie (of in bepaalde gevallen door de Raad) aangenomen
  • om diezelfde reden zijn de door de Commissie aangenomen uitvoeringsbesluiten onderworpen aan het toezicht van comités die uit vertegenwoordigers van de lidstaten bestaan
  • de uitvoeringsbesluiten behoren derhalve niet tot de bevoegdheid van de wetgever.

In deze context en vanuit dat uitgangspunt heeft de werkgroep aanbevolen een nieuwe categorie van besluiten in het leven te roepen (die overigens in diverse vormen voorkomt in grondwetten van vele lidstaten) om dit probleem op te lossen.

Voetnoot bij de toelichting:

Volgens artikel 202, derde streepje, VEG "verleent de Raad, in de besluiten die hij neemt, de Commissie de bevoegdheden ter uitvoering van de regels die hij stelt. De Raad kan de uitoefening van deze bevoegdheden aan bepaalde voorwaarden onderwerpen. Hij kan zich ook het recht voorbehouden in bijzondere gevallen bepaalde uitvoeringsbevoegdheden rechtstreeks uit te oefenen. De hierboven bedoelde voorwaarden dienen te beantwoorden aan de beginselen en regels die de Raad, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, vooraf met eenparigheid van stemmen heeft vastgesteld".

2.

Ontwikkeling artikel

2003
  • 1. 
    De lidstaten nemen alle maatregelen van intern recht die nodig zijn ter uitvoering van de juridisch bindende instrumenten van de Unie.
  • 2. 
    Wanneer het noodzakelijk is dat bindende instrumenten van de Unie volgens eenvormige voorwaarden worden uitgevoerd, kunnen bij die instrumenten aan de Commissie, of in specifieke gevallen en in de bij artikel [GBVB] bepaalde gevallen aan de Raad, uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend.
  • 3. 
    De uitvoeringsbesluiten van de Unie kunnen worden onderworpen aan een toezicht dat beantwoordt aan de beginselen en de voorschriften die het Europees Parlement en de Raad vooraf volgens de wetgevingsprocedure hebben vastgesteld.
  • 4. 
    De uitvoeringsbesluiten van de Unie hebben de vorm van een Europese uitvoeringsverordening of een Europees uitvoeringsbesluit.

3.

Toelichting

In de eerste zin wordt uitdrukkelijk en transparant het beginsel verwoord dat de bevoegdheid voor de uitvoering van de besluiten van de Unie bij de lidstaten berust. De tweede zin gaat over de uitzondering, te weten uitvoering door de instellingen van de Unie wanneer uniforme voorwaarden voor de uitvoering noodzakelijk zijn. Deze zin is nagenoeg identiek aan artikel 202 VEG, derde streepje, maar is duidelijker geformuleerd.

Artikel 28 handhaaft de huidige status-quo met betrekking tot de aanneming van uitvoeringsbesluiten. In beginsel worden zij aangenomen door de Commissie en in uitzonderlijke gevallen door de Raad. Bovendien wordt het bijzondere geval van het GBVB gespecificeerd door een verwijzing naar het betrokken artikel.

Met betrekking tot de voorwaarden voor het toezicht op de uitvoeringsbesluiten (comitologie) wordt in de voorgestelde tekst uitgegaan van artikel 202. De voorgestelde besluitvormingsprocedure is de medebeslissing. Zoals bekend neemt de Raad in de huidige procedure zijn besluiten met eenparigheid van stemmen, na advies van het Parlement. Hoewel de besluitvormingsprocedure in werkgroep IX besproken is, heeft deze daarover geen aanbevelingen geformuleerd.

De werkgroep heeft er evenwel op geattendeerd dat, wanneer wordt gekozen voor het concept van gedelegeerde besluiten, de voorwaarden voor het toezicht op de uitvoeringsbesluiten vereenvoudigd moeten worden en met name het evocatierecht van de Raad in het kader van de procedure van de regelgevende comités moet worden ingetrokken.

Onderscheid tussen gedelegeerde besluiten en uitvoeringsbesluiten

Werkgroep IX heeft aanbevolen een nieuwe categorie van gedelegeerde besluiten in te voeren om tegemoet te komen aan de vaak gehoorde kritiek betreffende de buitensporige gedetailleerdheid van de communautaire wetgeving en de rigiditeit en traagheid van de procedures. Volgens het verslag van werkgroep IX wordt "deze gedetailleerdheid misplaatst geacht, met name in bepaalde economische sectoren waar het vermogen tot aanpassing aan veranderende omstandigheden van groot belang is. De communautaire wetgever ziet zich zodoende voor een tweeledige opgave geplaatst: het produceren van een wetgeving die gebaseerd is op de onbetwistbare democratische legitimiteit die alleen door wetgevingsprocedures kan worden gewaarborgd, en het snel en doeltreffend inspelen op de uitdagingen en eisen van de werkelijkheid, en dus een zekere flexibiliteit bewaren.

Momenteel bestaat er geen mechanisme dat de wetgever in staat stelt de technische aspecten of bijzonderheden van de wetgeving te delegeren en daarop tegelijkertijd controle uit te oefenen.

In de huidige situatie is de wetgever namelijk verplicht om hetzij de door hem aangenomen bepalingen tot in detail te formuleren, hetzij de technische aspecten of de details van de wetgeving aan de Commissie toe te vertrouwen als zou het hier gaan om uitvoeringsmaatregelen die onderworpen zijn aan het toezicht van de lidstaten overeenkomstig het bepaalde in artikel 202 VEG.".

Als oplossing heeft de werkgroep "een nieuw type "gedelegeerd" rechtsinstrument voorgesteld dat in combinatie met doeltreffende controlemechanismen de wetgever kan aanmoedigen zich in het rechtsinstrument tot de hoofdzaken te beperken en de technische aspecten aan de uitvoerende machten te delegeren, voorzover hij de garantie heeft dat hij zijn wetgevingsbevoegdheid op enigerlei wijze kan terugkrijgen".

Sommigen vinden dat het probleem eenvoudiger kan worden opgelost door de wetgever - het Europees Parlement en de Raad - een evocatierecht toe te kennen voor de uitvoeringsbesluiten (artikel 202 VEG). In zijn conclusies heeft de werkgroep deze mogelijkheid om de volgende redenen verworpen:

  • in beginsel vallen de uitvoeringsbesluiten onder de bevoegdheid van de lidstaten en worden zij slechts bij wijze van uitzondering door de Commissie (of in bepaalde gevallen door de Raad) aangenomen
  • om diezelfde reden zijn de door de Commissie aangenomen uitvoeringsbesluiten onderworpen aan het toezicht van comités die uit vertegenwoordigers van de lidstaten bestaan
  • de uitvoeringsbesluiten behoren derhalve niet tot de bevoegdheid van de wetgever.

In deze context en vanuit dat uitgangspunt heeft de werkgroep aanbevolen een nieuwe categorie van besluiten in het leven te roepen (die overigens in diverse vormen voorkomt in grondwetten van vele lidstaten) om dit probleem op te lossen.

Voetnoot bij de toelichting:

Volgens artikel 202, derde streepje, VEG "verleent de Raad, in de besluiten die hij neemt, de Commissie de bevoegdheden ter uitvoering van de regels die hij stelt. De Raad kan de uitoefening van deze bevoegdheden aan bepaalde voorwaarden onderwerpen. Hij kan zich ook het recht voorbehouden in bijzondere gevallen bepaalde uitvoeringsbevoegdheden rechtstreeks uit te oefenen. De hierboven bedoelde voorwaarden dienen te beantwoorden aan de beginselen en regels die de Raad, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, vooraf met eenparigheid van stemmen heeft vastgesteld".

2003
  • 1. 
    De lidstaten nemen alle maatregelen van intern recht die nodig zijn ter uitvoering van de juridisch bindende handelingen van de Unie.
  • 3. 
    De wet legt van tevoren de voorschriften en algemene beginselen vast voor de wijze waarop de lidstaten toezicht uitoefenen op de uitvoeringshandelingen van de Unie.
  • 4. 
    De uitvoeringshandelingen van de Unie hebben de vorm van een Europese uitvoeringsverordening of een Europees uitvoeringsbesluit.
2003
  • 1. 
    De lidstaten nemen alle maatregelen van intern recht die nodig zijn ter uitvoering van de juridisch bindende handelingen van de Unie.
  • 3. 
    Bij Europese wet worden vooraf de voorschriften en algemene beginselen vastgelegd voor de wijze waarop de lidstaten toezicht uitoefenen op de uitvoeringshandelingen van de Unie.
  • 4. 
    De uitvoeringshandelingen van de Unie hebben de vorm van een Europese uitvoeringsverordening of een Europees uitvoeringsbesluit.
2003
  • 1. 
    De lidstaten nemen alle maatregelen van intern recht die nodig zijn ter uitvoering van de juridisch bindende handelingen van de Unie.
  • 3. 
    Bij Europese wet worden vooraf de voorschriften en algemene beginselen vastgelegd die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren.
  • 4. 
    De uitvoeringshandelingen van de Unie hebben de vorm van een Europese uitvoeringsverordening of een Europees uitvoeringsbesluit.
2004
  • 1. 
    De lidstaten nemen alle maatregelen van intern recht die nodig zijn ter uitvoering van de juridisch bindende handelingen van de Unie.
  • 3. 
    Voor de toepassing van lid 2 worden vooraf bij Europese wet de algemene voorschriften en beginselen vastgelegd die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren.
  • 4. 
    De uitvoeringshandelingen van de Unie hebben de vorm van een Europese uitvoeringsverordening of een Europees uitvoeringsbesluit.