Artikel III-11: Diplomatieke en consulaire bescherming
De lidstaten stellen regels vast voor de in artikel I-8, lid 2, onder c), bedoelde diplomatieke en consulaire bescherming van de burgers van de Unie in derde landen.
De lidstaten leiden de internationale onderhandelingen in die met het oog op deze bescherming vereist zijn.
De Raad kan bij Europese wet maatregelen ter bevordering van deze bescherming vaststellen. De Raad besluit na raadpleging van het Europees Parlement.
De lidstaten stellen regels vast voor de in artikel I-8 bedoelde diplomatieke en consulaire bescherming van de burgers van de Unie in derde landen.
De Raad van Ministers kan bij Europese wet maatregelen ter bevordering van deze bescherming vaststellen. De Raad van Ministers besluit na raadpleging van het Europees Parlement.
De lidstaten stellen regels vast voor de in artikel I-8, lid 2, onder c), bedoelde diplomatieke en consulaire bescherming van de burgers van de Unie in derde landen.
De lidstaten leiden de internationale onderhandelingen in die met het oog op deze bescherming vereist zijn.
De Raad kan bij Europese wet maatregelen ter bevordering van deze bescherming vaststellen. De Raad besluit na raadpleging van het Europees Parlement.
De lidstaten treffen de nodige regelingen met het oog op de diplomatieke en consulaire bescherming van de burgers van de Unie in derde landen, als bedoeld in artikel I-10, lid 2, onder c).
De lidstaten beginnen de internationale onderhandelingen die met het oog op deze bescherming vereist zijn.
Bij Europese wet van de Raad kunnen de nodige maatregelen ter bevordering van deze bescherming worden vastgesteld. De Raad besluit na raadpleging van het Europees Parlement.