Het treurig lot van NSC

29 november 2024, column J.Th.J. van den Berg

Je zou een nieuwe partij meer tijd gunnen tot ontwikkeling te komen dan NSC heeft gekregen. In de recente geschiedenis ontstane partijen laten een kleine ravage zien aan uiteenvallen en imploderen: denk aan de Boerenpartij uit de jaren zestig, DS’70 uit de jaren zeventig of de LPF die in 2002 enorme winst maakte om daarna weer spoedig te imploderen. Eigenlijk is D66 de enige partij die vanaf haar oprichting, met de nodige moeite, kans heeft gezien te overleven. Ook de traditionele partijen hebben trouwens hun moeilijke beginjaren gekend. Dat geldt bij voorbeeld voor de SDAP, erflater van de PvdA, die de eerste jaren na 1894 een weliswaar kleurrijke maar ook onoverzichtelijke bende was1).

Een partij moet de kans krijgen te groeien, eerst in de Tweede Kamer, waar het ambt van volksvertegenwoordiger eenvoudig geleerd moet worden. Dat is al moeilijk genoeg. Een nieuwe groepering doet er wijs aan zich niet meteen op het meeregeren te storten: de risico’s zijn daarvoor eigenlijk te groot. DS’70 overleefde die risico’s niet, nadat het in 1971 tot het kabinet-Biesheuvel was toegetreden. Hetzelfde lot trof de LPF in 2002, verweesd door de dood van Pim Fortuyn.

Er is alle reden te vermoeden dat Pieter Omtzigt er bij de oprichting van Nieuw Sociaal Contract op heeft gerekend in de Kamer te kunnen werken aan de ontwikkeling van zijn partij. Zonder rol in de regering, noch voor hemzelf – hij is een Kamerlid pur sang - noch voor zijn partij. Maar, daarvoor kregen hij en zijn partijgenoten de kans niet.

De twintig zetels van 22 november 2023 waren er minder dan in de peilingen vooraf voorzien, maar naar de huidige maatstaven een aanzienlijk aantal. Maar het lot van NSC was nog dramatischer: samen met de VVD bleek zij ‘incontournable’, om dat begrip uit de Belgische politiek maar weer eens op te voeren. Zonder NSC was er geen coalitie denkbaar: over rechts zou het niet zonder NSC kunnen, maar over links evenmin.

Enigszins wonderlijk koos Omtzigt van meet af aan voor een coalitie met rechts. Dat moest dan ook nog eens met de PVV, die niet bekend stond als pijler onder de democratische rechtsstaat. Wonderlijk, omdat het NSC juist te doen was om versteviging van de rechtsstaat na affaires met toeslagen en aardbevingen in het noorden. Het ging NSC ook om ‘beter bestuur’ en ten slotte werd een nogal onduidelijk gedefinieerde ‘bestaanszekerheid’ voorop gesteld.

NSC dacht zich te redden door Geert Wilders te weigeren als premier en te verlangen dat de politieke leiders in de Kamer zouden blijven. Het eiste bovendien een extraparlementair kabinet, waarmee het bedoelde dat de ondersteunende partijen op gepaste afstand zouden blijven van het kabinet. En het eiste een ‘basislijn’ voor de nieuwe coalitie waarin de eerbied voor de democratische rechtsorde werd beleden en waarin partijen beloofden ‘elkaar heel te laten’.

]Er is niets van terecht gekomen. Wilders werd geen premier, maar hield juist daardoor de mogelijkheid zich op allerlei manieren met het beleid te bemoeien op de manier die hem en de zijnen het beste paste; precies het tegendeel van wat NSC voor ogen stond. Van goed bestuur was in en buiten de Kamer, met het ene incident na het andere, weinig of niets te merken. Elementair respect voor de positie van het parlement moest in een taaie strijd met de PVV worden bevochten. Er kwam weliswaar geen noodwetgeving, maar er werd een hoge prijs voor betaald. De inhoud bleef immers in strijd met Europees en internationaal recht. Van ‘extraparlementair’ was intussen helemaal niets meer te merken. Ten slotte ging de politieke leider van NSC onderuit; hij moest thuis herstellen van een burn-out. Inmiddels is hij weer gedeeltelijk terug, maar voor hoe lang?

De enige partij die intussen uitgeteld in de touwen van de boksring hangt is NSC: de enige bewindsvrouw met een migratieachtergrond heeft de strijd opgegeven, om al te begrijpelijke redenen. Twee van de twintig Kamerleden – zeker niet de minst getalenteerde - hebben hun parlementaire taak opgegeven. Wat de ongeoefendheid van de Kamerfractie alleen maar accentueert.

Het klinkt somber, maar het wachten is op de definitieve implosie van NSC. En dan is er dus ook geen kabinet meer.


  • 1) 
    Adriaan van Veldhuizen, De Partij. Over het politieke leven in de vroege SDAP, Amsterdam: Prometheus 2015.


Andere recente columns