Burgemeester, boegbeeld of 'crimefighter'

9 september 2022, column J.Th.J. van den Berg

Het burgemeesterschap staat nogal onder spanning, zo bespraken wij vorige keer in deze rubriek. Dat vindt overigens niet alleen een groep wetenschappers die daar een rapport over schreven in 2020. Je vindt het ook terug in een werkstuk van de hoogleraar staats- en bestuursrecht, Jon Schilder van de VU in samenwerking met advocaat en docent Jan van der Grinten. Interessant is dat ook het Genootschap van Burgemeesters en de VNG er zo over denken. Al wordt er verschillend gedacht over de vraag hoe erg het is gesteld met die spanningen.

De vijf onderzoekers van het rapport uit 2020 zien de spanningen als ernstig, maar dat zeggen zij niet met zo veel woorden. Zij denken dat het vooral in de toekomst uit de hand kan lopen. Bij wijze van therapie zijn zij nu al redelijk radicaal: meer ondersteuning, uiteen trekken van raadsvoorzitterschap en voorzitterschap van het college van B&W, verkleining van de taken op het terrein van openbare orde en rechtstreekse verkiezing van de burgemeester door de bevolking.

Schilder en Van der Grinten zoeken het minder in institutionele wijzigingen. Zij wijzen vooral op de spanningen tussen de ordetaken aan de ene kant, die van de burgemeester een soort ‘crimefighter’ hebben gemaakt en het burgervaderschap (of -moederschap) van de burgemeester. Ook zij pleiten voor betere ondersteuning van de burgemeester, ruimer betrokkenheid van college en raad bij de vorming van het openbare ordebeleid en terugschuiven van wat in feite strafrechtelijke taken zijn naar justitie en politie. Ook van belang: de wetgever heeft de neiging nogal wat gevoelige taken bij de burgemeester over de heg te gooien, ook als die elke expertise daarvoor mist. Dat moet echt ophouden, zo menen Schilder en Van der Grinten.

Het korte rapport van Schilder en Van der Grinten is dus beperkter in zijn analyse en concentreert zich vooral op de frictie tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke taken van de burgemeester. Daarin formuleren zij echter gedecideerd en kraakhelder.

Dat komt dan mooi uit, want het Nederlands Genootschap van Burgemeesters, gesteund door de VNG, vindt het met de meeste spanningen van het burgemeesterschap wel meevallen, al is het maar om niet over de wijze van aanstelling te hoeven spreken. Combineren van voorzitterschap van raad en college is voor het NGB geen probleem. Deskundige ondersteuning is altijd goed, maar daar is sprake van een vraag die breder is dan de steun aan het burgemeesterschap en die vooral de raad aangaat.

Burgemeesters vinden wel dat zij er niet zijn om de ernstige gebreken van de strafrechtketen op te vangen. Zij willen ten slotte werken aan integriteit van het bestuur, maar dan wel met effectieve instrumenten. Welke dat zijn, wordt in de brief van NGB en VNG niet recht duidelijk. Zo blijft vooral de consensus over inzake de keuze tussen boegbeeld en ‘crimefighter’.

De nieuwe minister van BZK, Hanke Bruins Slot komt uit het CDA. Zij zal dus weinig geneigd zijn institutionele veranderingen voor te stellen. De brief die zij deze zomer aan de Tweede Kamer heeft gestuurd over het burgemeestersambt getuigt ervan1). Bruins Slot volgt vlotjes de lijn van NGB en VNG en verwijst dus de vernieuwingen voorgesteld door de vijf onderzoekers zonder omhaal naar de prullenbak. Ook zij maakt gebruik van de geringe urgentie die het onderzoek van de vijf demonstreert en weet gemakkelijk het probleem te verplaatsen naar het lokale bestuur in het algemeen. Daarover moet de bezinning komen, maar die zit niet in het onderzoek van de vijf. Dus schuift de minister het probleem weer voor geruime tijd van tafel. Niet alleen dit probleem trouwens, maar ook dat van de best mogelijke voorwaarden voor bewaking van de integriteit door de burgemeester.

Zelfs het door alle betrokkenen onderschreven vraagstuk van de vervanging van het strafrecht door het bestuursrecht – waar echt reden tot zorg bestaat - leidt bij de minister niet tot een standpunt, hooguit tot de voorzichtige vraag of de rol van de burgemeester in de bestrijding van criminaliteit misschien aan zijn grenzen is gekomen. Maar ja, daar moet zij nu eerst over gaan praten met de collega van Justitie en Veiligheid. Allicht moet dat, maar met welk uitgangspunt?

Eén geruststelling voor het NGB: met het burgemeesterschap gebeurt er niets.

Dit is de tweede column in een serie van twee over de staat van het burgemeesterschap in Nederland


  • 1) 
    Brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer, dd. 13 juni 2022, inzake ‘een toekomstbestendig burgemeestersambt. Kenmerk 2022-0000315309.


Andere recente columns