Net als in 2010?
In de NTR-documentaire Het Gedoogdrama werd onlangs teruggeblikt op de formatie van 2010, die uitmondde in het eerste kabinet-Rutte. VVD en CDA werkten daarin samen met de PVV, waarmee zij een gedoogakkoord sloten. De combinatie hield anderhalf jaar stand en wist, ondanks de moeizame formatie en geopperde bezwaren, de nodige beleidsmaatregelen door te voeren. De vraag komt dan al snel op of herhaling denkbaar is.
Getalsmatig staan VVD, CDA en PVV er beter voor dan in 2010. Toen kwamen ze tot 76 zetels, in de recente Peilingwijzer staan ze op 80 zetels. Daar staat wel tegenover dat de drie partijen in de Eerste Kamer slechts 26 zetels hebben, twaalf te weinig voor een meerderheid. Daarin zouden FVD, fractie-Otten en fractie-Van Pareren kunnen 'voorzien'. Die hebben samen precies twaalf zetels. Daarnaast is er nog de SGP, die in de periode 2011-2012 het kabinet in de Eerste Kamer vrijwel steeds aan een meerderheid hielp. Die coalitie kwam in de Eerste Kamer vanaf 2011 één zetel tekort.
Dat zijn echter allemaal getalsmatige bespiegelingen. De politieke situatie in 2010 was heel anders dan nu. In 2010 was er tussen CDA en PvdA een breuk ontstaan in een moeizaam opererend kabinet-Balkenende IV. Een nieuw kabinet met daarin die beide partijen was nagenoeg ondenkbaar. De VVD had tegen het kabinet-Balkenende IV forse oppositie gevoerd, uitmondend in een motie van wantrouwen tegen het gehele kabinet in september 2009. Mark Rutte had zich daarmee kunnen profileren en de VVD was voor het eerst als grootste uit de bus gekomen. Er werd door de VVD aangestuurd op duidelijke beleidswijzigingen.
Noch voor CDA, noch voor de VVD was een kabinet met 'linkse' partners aantrekkelijk. In de NTR-documentaire onthulde CDA-partijvoorzitter Henk Bleker dat zijn VVD-collega Ivo Opstelten hem direct belde met de melding dat het doel zou zijn een kabinet met VVD en CDA. De twintig zetels verlies van het CDA waren daarbij geen belemmering. Regeren leek voor het CDA niet voor de hand te liggen, maar als dat wel zou gebeuren, dan over 'rechts'. De enige rechtse optie was een kabinet van VVD, CDA en PVV. Dat bood zowel voor VVD als CDA bovendien de kans op een scenario zoals eerder met DS'70 en LPF, waarbij het geven van regeringsverantwoordelijkheid de (rechtse) concurrent dwong tot concessies en daarmee verlies aan kiezersgunst. In 1972 en 2003 leden DS'70 en LPF na regeringsdeelname nederlagen en was hun rol grotendeels uitgespeeld.
Vooral in het CDA was er niettemin het nodige verzet, met als beeldbepalers minister en nieuwgekozen Tweede Kamerlid Ab Klink, de secondant van onderhandelaar Maxime Verhagen, en de Kamerleden Kathleen Ferrier en Ad Koppejan. Gedurende de formatie vielen andere opties (VVD, PvdA, GroenLinks, D66 of VVD, PvdA, CDA) af en VVD, CDA, D66, GroenLinks (en ChristenUnie) werd niet eens onderzocht. Zo kon Verhagen de keuze voor de PVV uiteindelijk presenteren als de enige optie, die bovendien de PVV tot verantwoordelijkheid zou dwingen. Een derde deel van het CDA volgde hem desondanks niet, wat de partij een tamelijk traumatische ervaring bezorgde.
De situatie nu is heel anders. Er is een reële kans dat de huidige coalitie de (krappe) meerderheid behoudt en zelfs vergroot (in de peiling 80 zetels). Het streven is voortzetting van het huidige beleid, al zijn er vast andere accenten denkbaar. Bovendien is de kans op samenwerking - in welke vorm dan ook - met GroenLinks en PvdA veel groter. Er zijn verder vooral inhoudelijke redenen waarom een herhaling van 2010 onwaarschijnlijk is. De standpunten van de PVV (over EU, klimaat, landbouw, justitie, buitenlands beleid) staan diametraal tegenover die van VVD en CDA, nog afgezien van het PVV-standpunt over de islam. Wat de PVV daarover voorstelt is zelfs strijdig met de Grondwet.
Het is in feite nogal voor de hand liggend dat zowel VVD als CDA de PVV uitsluiten als toekomstige regeringspartner. Inhoudelijke overeenstemming is uitgesloten, los nog van allerlei andere overwegingen (toon in het debat, aanvallen op media en rechtspraak, ondemocratische partijstructuur, onvermogen/onwil om eigen fractieleden te corrigeren, gebrek aan ministeriabele kandidaten).
Een herhaling van 2010 is ondenkbaar en alle partijen weten dat. Wie zich daarover beklaagt, plengt krokodillentranen. Wie daarover onduidelijkheid zou laten bestaan, zou aan kiezersbedrog doen. De verkiezingen 2021 gaan opnieuw, net als in 2012 en 2017, vooral over de vraag: wat worden de verhoudingen binnen het 'brede centrum'.