Geen eindstation
Felix Rottenberg, ooit voorzitter van de Partij van de Arbeid, heeft voor de tweede keer de tocht gemaakt naar de Akbarstraat in Amsterdam, in de ‘Kolenkitbuurt’. Daar is hij gaan onderzoeken hoe het staat met de integratie van migranten en hun nakomelingen in de wijksamenleving, nadat hij dat in 2002 voor het eerst had gedaan. Samen met Gülşah Doğan heeft hij er een schitterende tv-documentaire van gemaakt, onlangs door de NTR uitgezonden, nadat hij er achttien jaar geleden in een serie tv-documentaires het eerste verslag van had gedaan.
Er is in de Kolenkitbuurt zichtbaar veel veranderd. Enerzijds is er bijna geen van de oorspronkelijke autochtone winkels meer over; die zijn alle vervangen door winkeliers met een herkomst als migrant. Anderzijds is er fors afgebroken: daarbij zijn oude naoorlogse flatgebouwen vervangen door nieuwbouw, bestemd voor welvarender Amsterdammers. De gedachte daarachter is dat door de bevolking meer te ‘mengen’ de integratie van migranten en hun families zal worden bevorderd. Uit de documentaire blijkt wel dat dit nog niet echt heeft geholpen. Al moet wel worden gezegd, dat er meer ‘gemengde’ scholen ontstaan. Dat gaat met wrijving gepaard, maar er is reden om te geloven dat door die wrijving ook warmte ontstaat.
Wat echter ook zichtbaar wordt is, wat ook in een uitstekende reportage van NRC Handelsblad van 25/26 januari1) is te lezen: ‘Juist degenen die het sterkst geïntegreerd zijn, de hoogste opleidingen en de beste banen hebben, voelen (…) een sterke afkeer van Nederland. Dat noemen onderzoekers de “integratieparadox”. Juist die groep die de meeste contacten heeft met autochtonen, zegt de meeste discriminatie en uitsluiting te ervaren. Het gevoel dat je, hoewel je alles gedaan hebt wat van je geëist werd, toch niet als volwaardig meetelt’.
‘Dat, zou je kunnen zeggen, is het werkelijke multiculturele drama: hoe sterker migrantengroepen zich emanciperen, hoe feller een deel van de autochtonen zich verzet. (…) En juist wie zich emancipeert, zich bemoeit met de samenleving omdat hij zich daarbij betrokken voelt, merkt daar het meeste van.’ Aldus het verslag in de NRC. Die waarneming wordt in de documentaire van Rottenberg en Doğan bondig samengevat door de antropoloog Sinan Čankaya: ‘Integratie heeft geen eindstation’.
Dat alles kan de indruk wekken dat wij in Nederland (en niet alleen hier) bezig zijn aan een mission impossible, als het gaat om integratie van etnische minderheden, vooral als zij een niet-Europese herkomst hebben. Niemand zal ontkennen dat het om een traag en moeizaam proces gaat, maar het is tegelijk onzin om te denken dat het om een mislukt project gaat, ook al wordt dat van het integratiebeleid al gezegd vanaf het moment dat er, veertig jaar geleden, aan werd begonnen. Dan wordt voorbij gegaan aan het fors gestegen opleidingsniveau van migrantenfamilies; het dalende geboortecijfer; de stijgende deelname aan vrijwilligerswerk en vooral de sterk gestegen arbeidsparticipatie, al zijn migranten onevenredig kwetsbaar voor werkloosheid bij economische stagnatie.
Ook de criminaliteit pleegt onder tweede generaties te stijgen. Dat heeft trouwens ook te maken met de behoefte van vooral jongens zich zo vroeg mogelijk los te maken van het gesloten ouderlijk milieu. Liever dan een lange opleiding te volgen, gaan jongens snel werk zoeken. Zo verdienen ze hun eigen geld, maar verkleinen zij hun toekomstkansen, want bij de minste tegenwind verliezen zij hun baantje weer. De verleiding van veel verdienende criminaliteit wordt dan wel erg groot.
Het beeld is dus gemengd, maar het is zeker niet ontmoedigend. Te minder, omdat migranten en hun kroost ook hierin emanciperen dat zij gaan ‘terug praten’ en niet alle kritiek en paternalisme meer voor zoete koek nemen. Dat levert een hinderlijk soort politieke stroming als DENK op, maar die hoe dan ook bijdraagt aan het zelfvertrouwen onder migranten. Het levert ook vrijmoedige columnisten en schrijvers die de Nederlandse samenleving kritisch bekijken en dat pittig verwoorden.
Intussen is wel duidelijk dat er een aantal generaties nodig is om integratie tot stand te brengen, ook omdat de migratie niet stopt. Het gaat om ‘wederzijdse aanpassing’ zoals ooit het Tweede Kamerlid en latere hoofd minderhedenbeleid bij Binnenlandse Zaken, wijlen Henk Molleman het noemde. Of, in de formulering van Diederik Samsom: ‘een kwestie van wikken en wegen, duwen en trekken en vallen en opstaan.’
-
1)Lamiyae Aharouay en Mark Lievisse Adriaanse, ‘Heeft zich hier een multicultureel drama voltrokken?’, NRC Weekend, 25/26 januari 2020, 20–23