Linkse 'ontsplintering'?

4 oktober 2019, column Bert van den Braak

In de jaren zeventig leefde sterk de gedachte aan politieke blokvorming. Enerzijds werkten de drie toen bestaande christelijke partijen, KVP, ARP en CHU, toe naar vergaande samenwerking en fusie. Anderzijds trokken PvdA, PPR en D'66 (toen nog met apostrof) gezamenlijk op en dachten ze na over vorming van een Progressieve Volkspartij. Het eerste resulteerde uiteindelijk in 1980 in de vorming van het CDA, van het tweede kwam niets. Vooral in de PvdA ontstond steeds meer weerstand en in 1975 strandde de poging. Het tij lijkt, waar het gaat om samenwerking, inmiddels te keren.

Eén van de belangrijkste klachten over het politieke bestel is, dat er sprake is van te grote versplintering. Het aantal fracties in de Tweede Kamer is toegenomen en - niet onbelangrijk - veel partijen en fracties zijn kleiner geworden dan twintig, dertig jaar geleden. Hoewel de versplintering goed verklaarbaar is, met name ook historisch, kan wel de vraag worden gesteld of dat onoverkomelijk is. De profileringsdrang is tegenwoordig groot, maar je zou kunnen zeggen dat dit juist het gevolg is van het afnemen van fundamentele tegenstellingen.

Na de vorming van het derde kabinet-Rutte leken PvdA, GroenLinks en SP aanvankelijk hechter te gaan samenwerken. Er verschenen enkele gezamenlijke initiatiefwetsvoorstellen. Bij de recente algemene politieke beschouwingen kwamen de drie fracties met gemeenschappelijke tegenvoorstellen. Eerder, in de campagne voor de Europese verkiezingen, doorbrak de SP juist dat schijnbare nieuwe verbond door zich af te zetten tegen de PvdA en de beeldbepalende Frans Timmermans. Hoewel die strategie ook als teken van interne verdeeldheid over de koers kon worden gezien, kan het niemand ontgaan dat er sowieso fundamentele politieke verschillen bestaan tussen SP en PvdA (en ook GroenLinks). Kritiek op een zittend centrumrechts kabinet verbindt, maar neemt achterliggende tegenstellingen niet weg.

Bij de samenwerking tussen PvdA en GroenLinks ligt dat anders. Die partijen kennen veel meer inhoudelijke verwantschap. Op lokaal en regionaal niveau is er soms al sprake van gezamenlijk optrekken. Dat lijkt op de eerdere samenwerking tussen PvdA en PPR. Na een grote verkiezingsnederlaag in 1977 sneed de PPR de band met de PvdA echter door en wendde de steven naar links. Enkele gematigde PPR-prominenten (verenigd in de Godebald-groep) stapten daarom enkele jaren later over naar de PvdA. Genoemd kunnen worden Ad Melkert, Erik Jurgens en Harry van Doorn. Het in 1989 gevormde GroenLinks was daarna juist lang een tegenvoeter van de PvdA, zeker tijdens de Paarse kabinetten.

GroenLinks schoof onder Femke Halsema en Jolande Sap in veel opzichten naar het midden op. De (voormalige) radicalere pacifistische vleugel van GroenLinks lijkt inmiddels (deels) bij de tomaat-socialisten terecht te zijn gekomen. In de SP zitten (prominente) leden met een PSP-verleden, denk aan voormalig senator Frank Köhler. Er zijn nog altijd ideologische verschillen, maar bij praktische politieke vraagstukken, zoals inkomenspolitiek, klimaataanpak, onderwijsbeleid en opvattingen over mobiliteit en milieu zijn er tussen PvdA en GroenLinks veel minder tegenstellingen.

Betekent dit dat een fusie van die twee tot een 'Progressieve Volkspartij' nu dus voor de hand ligt? Dat is nog wel een erg grote stap, al lijken de omstandigheden ervoor gunstiger dan in de jaren zeventig. Toen was de PvdA veruit de grootste en liep de PPR (en D'66) kans ondergesneeuwd te raken. Dat de positie van de nu veel kleinere PvdA anders is dan toen, is evident. In de peilingen naderen de twee partijen elkaar. Dat betekent dat er bij samenwerking niet langer een 'sterke' en 'zwakke' partij is.

Er zijn momenten in de politieke geschiedenis geweest waarin een hechter verbond van PvdA met GroenLinks het verschil had kunnen maken. In 2010 had gezamenlijk optrekken zo maar tot een kabinet-Cohen kunnen leiden in plaats van een kabinet-Rutte met gedoogsteun van de PVV. Aan 'iffy-history' doen we niet, maar het maakt wel duidelijk dat machtsconcentratie grote betekenis kan hebben. Tussen samenwerking en fusie zit 'ruimte'. Een gezamenlijke fractie bijvoorbeeld of een gezamenlijke lijst.

Het blijft de vraag of verschillen te overbruggen zijn en vooral of partijculturen kunnen worden verenigd. De twijfel daarover nam deze week weer toe. Toch valt het zeker te overwegen dat te onderzoeken. Iets minder versplintering zou een bijkomend voordeel zijn.



Andere recente columns