Beklagenswaardige verkiezingen
Onlangs ontmoette ik in Maastricht de Limburgse VVD-gedeputeerde Joost van den Akker. Wij spraken samen op een bijeenkomst met rechtenstudenten over de komende verkiezingen. Hij ging in op het belang van de Statenverkiezingen en ik mocht aandacht besteden aan de Eerste Kamerverkiezingen. Ik noemde hem toen een beklagenswaardig politicus. De kans is immers reëel dat kiezers zich op 20 maart bij de Statenverkiezingen niet zullen laten leiden door zijn prestaties of plannen. Het merendeel van hen bepaalt alleen op grond van landelijke overwegingen dat zij mogelijk niet op hem (hij is nummer twee op de VVD-lijst) of op een andere VVD-kandidaat stemmen. Waardering (en mogelijk afkeuring) van de landelijke lijn zal voor velen leidend zijn.
Nog sterker dan bij de gemeenteraadsverkiezingen overschaduwen landelijke thema's de Statenverkiezingen. Het feit dat de Staten op 27 mei een uurtje als kiescollege voor de Eerste Kamer optreden, is daaraan natuurlijk in belangrijke mate schuldig. We kiezen op 20 maart, zo lijkt het, steeds meer vooral de kiesmannen en -vrouwen voor de Eerste Kamer, die dan daarna ook nog vier jaar de provincie mogen besturen. Er is altijd wel sprake geweest van landelijke invloed op gemeentelijke en provinciale verkiezingen, omdat veel kiezers zich nu eenmaal laten leiden door hun (algemene) landelijke voorkeur. Maar dat effect is nu betreurenswaardig groot.
Er zijn - en dat is te prijzen - kiezers die zich oriënteren op provinciale standpunten, bijvoorbeeld door het invullen van een stemwijzer. De uitkomst kan hen helpen, maar ook zij komen uiteindelijk voor de vraag: wat laat ik het zwaarst wegen? Is dat de samenstelling van de nieuwe Eerste Kamer of het bestuur van de provincie in de komende vier jaar. Vier jaar is niet zonder betekenis. Ook bijvoorbeeld bij de Tweede Kamer kennen we immers een dergelijke periode. Een tussentijdse peiling van de stemming in het land, past daarin niet. Mocht het na de verkiezingen gevormde kabinet blijken niet meer voldoende vertrouwen te hebben dan is de Tweede Kamer de plek om dat zichtbaar te maken en nergens anders.
Eigenlijk is het zelfs 'ontroerend' om te zien dat provinciale politici en de meeste politieke partijen nog moeite doen om kiezers te bewegen zich te verdiepen in provinciale standpunten. In mijn eigen woonprovincie Zuid-Holland stellen die programma's voor het merendeel ook echt iets voor, met voorstellen op het gebied van economie, energie, milieu, natuur, recreatie, waterstaat, de infrastructuur, ruimtelijke ordening, bestuur en cultuur. Dat zijn allemaal belangrijke taken waarmee het provinciaal bestuur zich bezighoudt.
Ontegenzeggelijk zijn politieke tegenstellingen in de provinciale politiek minder groot dan in de landelijke, maar dat betekent niet dat de verschillen er niet toe doen. Als we naar het politieke midden kijken (zo ongeveer van SP tot SGP en alles wat daar tussen zit) dan blijkt bijvoorbeeld dat er soms een andere afweging wordt gemaakt bij de keuze tussen 'economie' en 'leefbaarheid', dat uitgavenprioriteiten anders worden gesteld, dat sommige partijen vaart willen maken met alternatieve energie en andere partijen daarbij minder hard willen lopen, en dat er andere keuzes worden gemaakt in de afweging tussen 'natuur' of recreatie'. Het zijn allemaal zaken waarbij inwoners van een provincie direct belang hebben en dus zeker hun voorkeur moeten kunnen laten blijken.
Daar waar landelijke en provinciale thema's worden vermengd, ontstaat een onzuiver en ook onduidelijk beeld. Die vermenging zien we overigens ook in sommige provinciale programma's. Zo begint het - overigens summiere - programma van Forum voor Democratie met het standpunt dat de commissaris van de Koning rechtstreeks moet worden gekozen. Dat kun je als partij vinden, maar is iets waarmee Provinciale Staten niets van doen hebben. FvD kan nu al een initiatiefwetsvoorstel indienen om dat te regelen. Uit het Zuid-Hollandse standpunt van Forum dat gemeentelijke herindelingen alleen denkbaar zijn als die van onderaf worden gesteund, blijkt overigens ook een wat geringe kennis van de provincie. Na diverse herindelingen zijn die in Zuid-Holland namelijk niet meer aan de orde.
Het zou goed zijn als provinciale bestuurders en provinciaal beleid als zodanig worden beoordeeld en dat het beeld niet wordt vertroebeld of zelfs (geheel) wordt overschaduwd door landelijke overwegingen. Kiezers dienen strikt te kunnen aangeven hoe zij oordelen over het provinciale beleid in de voorgaande vier jaar en wat zij de komende vier jaar van het provinciale bestuur verwachten. Verkiezingen die niet tot een dergelijk zuiver oordeel leiden, zorgen voor beklagenswaardige bestuurders, maar meer nog voor beklagenswaardige kiezers.
Ik zal binnenkort ingaan op de vraag hoe dat in mijn ogen anders moet en kan.