Verdwenen partijdemocratie
De veel te vroeg overleden politicoloog Peter Mair is in 2013 breed bekend geworden als auteur van Ruling the Void,1) een boek waarin hij betoogt dat de klassieke politieke partijen zozeer aan ideologische betekenis hebben verloren dat zij in een regering onderling verwisselbaar zijn geworden. Regeringsbeleid is een kwestie geworden van kleurloze technocratie onder het motto: ‘There is No Alternative’. Dat maakte zulke partijen, vooral van links, onherkenbaar voor hun kiezers. Die kregen bovendien het vermoeden dat belangrijke kwesties onder het tapijt werden geveegd. Deze combinatie van depolitisering en verwaarlozing werd de voedingsbodem van het Europese populisme als succesvolle politieke beweging.
Merkwaardig eraan was onder meer dat zij niet voor een nieuw pluralisme pleitte – grotere politiek georganiseerde diversiteit – maar zich juist daartegen keerde door het weg te zetten als een samenzwering van een corrupte elite tegen de onschuldige, verweesde bevolking. Populisme houdt vervolgens het streven in naar een nieuwe meerderheid die de bevolking weer echt zou representeren. Die ook een einde zou kunnen maken aan de macht van allerlei instellingen zoals de rechter, die zonder te zijn verkozen de voorkeuren van ‘de meerderheid’ kunnen blokkeren. Behalve door deze weerzin tegen de democratische rechtsstaat kenmerkt zich het populisme ook door chauvinistische afkeer van ‘globalisering’ en Europese integratie.
Aldus luidt de inmiddels internationaal aanvaarde omschrijving van het populisme. Mudde en Roviro Kaltwasser2) voegen daaraan toe dat het populisme, afhankelijk van de nationale context, aanleunt tegen bekende ideologische stromingen die hun aanhang verwaarlozen3).
Vooral een expert als Jan-Werner Müller beschouwt het populisme als een reëel gevaar voor de (parlementaire) democratie. Zonder te pleiten voor een ‘cordon sanitaire’ 4) rond populistische bewegingen en partijen, meent hij dat het populisme hoofdzakelijk moet worden bestreden en niet voor samenwerking moet worden uitgenodigd. Anderen zijn terughoudender in hun neiging tot veroordelen, ook al omdat zij meer variëteit zien tussen diverse stromingen in het Europese populisme5).
In Nederland is er alle reden te onderscheiden tussen bijvoorbeeld de opvattingen van wijlen Pim Fortuyn en die van Geert Wilders. Fortuyn was overtuigd democraat en voorts geneigd tot constructieve integratie van migranten in de Nederlandse samenleving. Hij had het karakter en de stijl van een ruziemaker, maar de rechtsstaat stond bij hem niet ter discussie. Wilders heeft zich snel ontwikkeld tot een furieus anti-islamist en anti-Europeaan. De democratie werkt bij hem, althans in zijn publieke uitingen, alleen als die kiest voor zijn standpunten; de rechtspraak alleen als die hem vrijspreekt. Hij past overigens meer in een algemeen Europees beeld van het populisme dan Fortuyn destijds.
Het populisme leidt ertoe dat zijn op zichzelf legitieme voorkeuren voor bijvoorbeeld het referendum en de gekozen burgemeester onder het ‘weldenkend deel der natie’ intussen verdacht zijn geworden. Populisme werkt kennelijk niet ten voordele van verdergaande democratisering, die toch al had te maken met hoge barrières en regentendom. Tegelijk werken meer gematigde, lokale populistische varianten ten gunste van politisering van het gemeentebestuur zonder dat dit steeds leidt tot onbestuurbaarheid. Althans in Nederland gaat het dus niet alleen om schade aan de democratie maar ook, al is het maar indirect, om revitalisering van de democratie.
Toch blijft er een eigenaardig feit dat om verdere verklaring vraagt. Uit kiezersonderzoek blijkt duidelijk dat er behoefte bestaat aan een partij die op geloofwaardige manier cultureel-conservatieve overtuigingen combineert met sociaalbeschermende opvattingen; in klassieke termen: een partij die sociaal links is en cultureel rechts 6). Men zou zeggen, dat moet een gouden kans zijn voor de PVV en Forum voor Democratie, tot op zekere hoogte misschien zelfs voor de SP. Hoewel die samen een belangrijk deel van de Kamerzetels bezetten, blijven zij elk te klein voor echte machtsuitoefening en zijn zij evenmin in staat of bereid tot samenwerking. Niet alleen staat het rabiate anti-islamisme de PVV daarbij in de weg, maar wordt zij sociaal ook niet echt geloofd. Dat laatste geldt voor de SP wel, maar daar is de culturele component blijkbaar te links.
De beste manier om het populisme te bestrijden is een einde maken aan de overheersende technocratie in de politiek en het ideële moment erin te versterken. Te laten zien dat er altijd alternatieven zijn in de democratie en dat geen reëel probleem politiek onder de mat wordt geveegd.
Dit is de tweede column in een serie van drie over reële en beweerde bedreigingen van de parlementaire democratie.
-
1)Peter Mair, Ruling the Void: The Hollowing of Western Democracy, New York: Verso, 2013.
-
2)Cas Mudde and Cristóbal Rovira Kaltwasser, Populism: A Very Short Introduction, Oxford University Press, 2016.
-
3)J.Th.J. van den Berg, Samenklonterende weerstanden’ column 16 september 2016.
-
4)Jan Werner Müller, Wat is populisme?, Amsterdam: AUP, 2017, 103. J.Th.J. van den Berg, Cordon sanitaire, column 3 maart 2017.
-
5)J.Th.J. van den Berg, Wat is populisme?, column www.parlement.com, 27 januari 2012; Idem, ‘Wie is populist?’, column 10 februari 2012; Idem, Populisme, de moraal van het verhaal, column 24 februari 2012.
-
6)Rudy B. Andeweg, Kiezers, Kamerleden en ‘de Kloof’, (Afscheidsrede) Universiteit Leiden, 2018.