‘Popular monarchy’ is niet populair

2 februari 2018, column J.Th.J. van den Berg

Het is al heel lang geleden dat koningen en andere monarchen een soort eigen ‘Internationale’ onderhielden en voornamelijk met elkaar verkeerden en niet met het volk of de volkeren die zij werden geacht te regeren. In de loop van de negentiende eeuw werden zij echter gewaar dat de gevaren voor de monarchie minder van buiten kwamen – de Europese vrede functioneerde langdurig – als wel uit eigen rijk.

Om voor hun volk of hun gezamenlijke volkeren aanvaardbaar te zijn moesten zij letterlijk zichtbaarder worden en zich meer onder de bevolking begeven, met die bevolking een publieke relatie aangaan en hun nationaal bewustzijn aanvaarden. Public relations begonnen onderdeel uit te maken van het bedrijf dat monarchie heette. De noodzaak daarvan werd alleen maar groter dankzij de negentiende-eeuwse transformatie naar constitutionele regering en vermindering van koninklijke macht, sterker wordend nationalisme en opkomende democratie.

De meerwaarde van de ‘constitutionele monarchie’ school voortaan meer in haar symbolische betekenis – eerste vertegenwoordiger te zijn van de natie en haar traditie – dan in haar politieke macht. Geleidelijk werd de vorst de man (of vrouw) van zijn volk en niet langer het centrum van diplomatiek verkeer, laat staan de leidende krijgsheer. In een aantal Europese staten ging de vorst het gevecht aan met de opkomende democratie, hetzij uit zichzelf, hetzij gestimuleerd of opgehitst door een militaristische adel. Ook dat gebeurde met veel nieuwe public relations, maar uiteindelijk werd die strijd verloren. Toen dit genre autocratische vorsten immers de Europese vrede niet wist te bewaren en hun ‘Internationale’ ronduit faalde, was hun lot beslist. Alleen die vorsten die zich hadden geïdentificeerd met de moderne democratie waren in staat aan het einde van de Eerste Wereldoorlog hun troon overeind te houden, zoals in het Verenigd Koninkrijk, de Scandinavische landen (in Zweden weliswaar ternauwernood) en de Benelux.

Grote maar tegelijk militaristische en chauvinistische rijken als het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk, het Duitse keizerrijk en het Russische tsarenrijk gingen roemloos ten onder. Kort nadien volgden het Spaanse en Portugese koninkrijk. Daar waar koningschap en parlementaire democratie constructieve betrekkingen met elkaar waren aangegaan, bleef het niet alleen voortbestaan maar kon het zelfs een nieuwe bloeitijd beleven, vooral na de Tweede Wereldoorlog en zelfs een eigen gezaghebbende plek verwerven in de democratische constitutie. Alleen het Belgisch koningshuis werd, door het ongelukkige optreden van Leopold III, ernstig aan het wankelen gebracht. Het zou zich van de koningskwestie nooit helemaal herstellen.

Een koningschap dat zich op het eigen volk oriënteert – dat wat in de Britse traditie ‘popular monarchy’ wordt genoemd – is overigens iets heel anders dan een populair koningschap. Het historische misverstand bij koningin Juliana, later in andere vorm ook wel in het Britse koningshuis, was dat een modern koningschap populair zou moeten zijn, bevolkt door een familie die vooral ‘gewoon’ moest zijn zonder het ooit te kunnen zijn.

Geert Mak heeft nog eens terecht opgemerkt dat het aandoenlijke maar ook slordige koningschap van Juliana voor de monarchie fataal zou zijn geworden, als het in haar dochter Beatrix voortzetting zou hebben gevonden. Zoals ooit regentes Emma (1890 – 1898) voor Nederland de monarchie heeft weten te behouden door het naar het volk toe te keren – waartoe Willem III niet in staat was gebleken – zo heeft de nu 80-jarige prinses Beatrix als koningin de monarchie weer teruggebracht op de vereiste afstand van oppervlakkige populariteit. Een karwei verricht in voortdurend wankel evenwicht tussen toewending naar het volk enerzijds en tijdgebonden populariteit anderzijds. Over het geheel genomen slaagde zij daarin, kritisch begeleid door haar man, prins Claus. Tegen het einde van haar koningschap werd de afstand tot een nogal emotioneel en snel geprikkeld geworden volk misschien zelfs iets te groot.

Koning Willem-Alexander moet nu zijn geheel eigen balans tussen popular monarchy en populair koningschap zoeken. Daar heeft hij het zichtbaar niet gemakkelijk mee, ook al omdat hij de gedragslijn van zijn moeder niet kan en ook niet wil volgen. De andere kant van het historische, constitutionele bondgenootschap, het democratische parlement, is hem daar ook niet altijd even behulpzaam bij. Ook de parlementaire democratie zoekt naar een nieuwe balans. Men kan beide alleen maar toewensen dat zij het erfgoed van koningin Beatrix in de kern zullen weten te bewaren.



Andere recente columns