Het Europese binnenland
Waarschijnlijk dankzij D66 is het nieuwe regeerakkoord minder provinciaals en meer Europees georiënteerd dan waarvoor kon worden gevreesd. Al stelt het niet gerust dat de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken, als eerst verantwoordelijke voor het Europese beleid, tegenover de media pleitte voor ‘Nederland houden zoals het is’. Het blijft niettemin eigenaardig dat de Europese politiek in de kern nog steeds wordt beschouwd als ‘buitenlands beleid’, eigenlijk op dezelfde voet als het geval is met bijvoorbeeld ontwikkelings- of veiligheidsbeleid. Niet toevallig blijft ook de coördinatie van de Europese politiek berusten bij Buitenlandse Zaken. De vraag is of dat nog adequaat is.
Dat Europa al lang tot ons binnenland behoort, wordt bijvoorbeeld zichtbaar als het gaat over de landbouw. De teksten die daarover gaan vormen hoofdzakelijk pleidooien voor initiatieven tot vernieuwing van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de Europese Unie. Dat daar onderhuids ook weer Nederlands nationaal egoïsme in schuil gaat is een feit: niet langer staan landbouwsubsidies waar wij altijd zo gek op waren centraal, maar innovatie. Dat komt omdat Nederland het intussen redelijk zonder subsidies en inkomenssteun kan stellen, maar boeren in Midden- en Oost-Europa (en in delen van Zuid-Europa) nog steeds niet.
Europees is onvermijdelijk ook de bestrijding van ernstige (financiële) criminaliteit. Eindelijk beseft ook Nederland dat het mee moet werken aan het Europese Openbare Ministerie, waartegen het jaren lang is te hoop gelopen. Waarbij overigens de Eerste Kamer aldoor anders over deelname (wel meedoen) dacht dan de Tweede Kamer (niet meedoen). In het regeerakkoord geven de deelnemende partijen nu hun ietwat ridicule verzet eindelijk op. In de Europese Unie was ondertussen al besloten dat dit Europese OM er zou komen, of ons land nu meedeed of niet.
In de Europese Unie zal Nederland blijven pleiten tegen het samenbrengen van overheidsschulden (no bail out, blijft het parool) en tegen Europese obligaties. De partijen bij het regeerakkoord beseffen dat wij al een heel eind die weg naar de schuldengemeenschap zijn opgegaan; gegeven de onderlinge financiële vervlechting kan dat ook nauwelijks anders. De euro is een Europese munt, maar het is vooral een binnenlandse munt.
Maar, fluitend in het donker, blijven wij ‘tegen’, net als de Duitsers tot nu toe. Nu is er veel voor te zeggen om de financiële huishouding in heel de Unie eerst naar vermogen op orde te brengen, voordat er wordt ingestemd met samenbrengen van schulden. Vol verwachting wordt daarvoor nu gekeken naar de nieuwe Franse president, Macron. Op den duur kan de monetaire stabiliteit en dus de waarde van de euro echter alleen worden gewaarborgd met zowel handhaving van de EMU-criteria (beperking van tekorten en schulden) als met gezamenlijk fiscaal beleid en beheer van schulden.
De samenstelling van het kabinet heeft genoodzaakt tot uitbreiding van het aantal ministers en staatssecretarissen. Wat ernstig te betreuren valt, is dat opnieuw is afgezien van een minister of staatssecretaris voor Europese Zaken, die politiek leiding kan geven aan de noodzakelijke coördinatie van kabinetsbesluiten met een Europese dimensie en die zich kan concentreren op een aantal belangrijke Europese ontwikkelingen en vraagstukken. Natuurlijk zal elke bewindsman of -vrouw daar in voorkomende gevallen zelf op moeten letten, maar dat gaat toch het best als er één bewindspersoon is die er werk van maakt. Nu slingert dat allemaal ergens tussen Buitenlandse Zaken en het kabinet van de minister-president.
In het verleden is meer dan eens gebleken dat een bekwame staatssecretaris veel goed werk kan doen waar een premier of minister van Buitenlandse Zaken onvoldoende aandacht aan kan geven. Niet toevallig was hij permanent deelnemer aan de vergadering van de ministerraad. Geen spectaculair werk, maar wel essentieel voor de invloed van Nederland, als kleine maar economisch gewichtige lidstaat in de Unie.
In tijden van ‘Brexit’, voor ons land van zulk groot economisch belang, van nieuwe Franse en Duitse ambities en van een nog steeds niet opgeloste migratiecrisis is dagelijkse aandacht van een daartoe aangestelde bewindsvrouw of -man essentieel. Gegeven de coördinerende opdracht zou het trouwens in de rede liggen hem of haar onder te brengen bij Algemene Zaken, zodat ook symbolisch duidelijk wordt dat Europa een centrale binnenlandse kwestie is en geen (ver) buitenland. Een ontbrekende bewindspersoon voor Europese Zaken is verkeerd begrepen zuinigheid.