Ja, het duurt lang

25 augustus 2017, column Bert van den Braak

Tijdens de formatie van 1977 wekte CDA-onderhandelaar Dries van Agt verontwaardiging bij met name PvdA'ers door uit te dragen dat een langdurige formatie helemaal niet zo erg was. Het leven ging toch wel door. Zijn medeonderhandelaar van de PvdA, Ed van Thijn, stond echter te popelen om te zorgen dat het werk van het (eerste) kabinet-Den Uyl kon worden voortgezet of liever: afgemaakt. Er stonden allerlei hervormingen op stapel, zoals grotere macht van de ondernemingsraden, sturing van investeringen en tegengaan van grondspeculatie. Ook het beslisrecht van vrouwen bij abortus moest nog wettelijk worden vastgelegd. En de kiezers hadden op 25 mei 1977 voor een duidelijke uitslag gezorgd, vond Van Thijn.

Van Agt en Van Thijn hadden allebei gelijk. Het land vergaat niet als er geen nieuw kabinet is, maar na verkiezingen is het ook goed als de uitslag vlot leidt tot een fris, liefst ambitieus kabinet. De houding van Van Agt behoorde tot diens formatietactiek. Hij traineerde soms openlijk, soms verhuld en liet niet na van tijd tot tijd de dadendrang van de PvdA te temperen. Hoe langer het duurde, hoe groter de bereidheid tot concessies, zal hij hebben gedacht.

Bij de formatie die nu aan de gang is, heeft geen partij belang bij grotere traagheid. De financieel-economische situatie laat (anders dan in 2012) echter toe dat meer tijd wordt genomen. Er zijn verder meer goede redenen waarom het nu langer duurt. Allereerst is er natuurlijk de verkiezingsuitslag. In september 1977 liet Den Uyl de koningin in de troonrede over de toen (nog) niet succesvolle formatie zeggen: "na een verkiezingsuitslag die toch door velen als duidelijk is ervaren". Over de vraag of die uitslag zo duidelijk was, valt te twisten. Maar toch. Nu wordt de uitslag door vrijwel iedereen als onduidelijk ervaren. Duidelijk was alleen dat na een succesvol kabinetsbeleid (gelet op het op orde brengen van de financiën, het ingezette economische herstel en de stijgende werkgelegenheid) VVD en PvdA werden 'afgestraft'. Daarvan was een nog meer gefragmenteerde Tweede Kamer het resultaat. De kiezer 'heeft echter altijd gelijk' en het speelveld is zoals het is.

Er begon een formatie waarbij de tweede partij (de PVV) was uitgesloten, een winnaar (GroenLinks) betrekkelijk snel afviel, en twee middelgrote partijen (PvdA en SP) afhaakten. Daardoor werden vier nogal verschillende partijen tot elkaar 'veroordeeld'. Sinds 1973 is het niet voorgekomen dat er vier partijen nodig waren om tot een meerderheid te komen en in 1971 en 1972-1973 waren er bovendien duidelijke blokken: christendemocraten, progressieven en liberalen. Alleen DS'70 zat er in 1971 een beetje tussenin. Vier partijen, zonder grote 'gemeenschappelijkheid' is niet per se een goede basis voor kabinetsvorming. Ze zijn in veel opzichten zelfs tegenpolen: christelijk contra humanistisch. Anderzijds zullen de partijen beseffen dat er geen alternatief is, anders dan een minderheidskabinet. En de constructieve oppositie heeft tijdens Rutte II laten zien dat op veel terreinen - ondanks verschillen - wel degelijk goed is samen te werken.

Er moeten op uiteenlopende terreinen compromissen worden gevonden, die zowel tot een duidelijk kabinetsbeleid leiden (verdedigd door alle ministers) als verdedigbaar zijn bij de eigen achterbannen. Dat onderhandelaars tot overeenstemming komen, is niet voldoende. Zij moeten ook voldoende draagvlak hebben in de eigen partij. De gang van zaken in de VVD in 2012 rond de inkomensafhankelijke zorgpremie liet zien dat dit niet mag worden veronachtzaamd. Partijen willen bovendien, ondanks compromissen, herkenbaar zijn. En er zijn terreinen, met name op medisch-ethisch gebied, waar afwijken van de partijlijn bijna niet doenlijk is. Het tot vrije kwestie verklaren van een onderwerp kan helpen, maar ook bij initiatiefwetgeving heeft het kabinet uiteindelijk een beslissende stem en schone handen houden bij een onwelgevallig besluit is uitgesloten.

Het is complex en verklaarbaar is de lange duur alleszins. Een al te lange formatie is echter niet per definitie wenselijk. Dat de tijd wordt genomen, is alleen verdedigbaar als er een positieve uitkomst is in de vorm van een kabinet dat overtuigd is van zijn eigen bestaan en met een duidelijk programma. En het is te billijken als er dan een stabiel kabinet is, dat het in principe vier jaar kan volhouden.

Of kiezers echt ontstemd zijn over een lange duur is de vraag. Dat alles 'gewoon' lijkt door te draaien, kan evenwel de indruk wekken dat politieke keuzes er niet veel toe doen. Dat kan schadelijk zijn en is bovendien onjuist. Er zijn tal van problemen die vragen om heldere besluiten en politieke instabiliteit is op langere termijn ongunstig.

Er is zeker begrip op te brengen voor de lange duur, maar dat legt wel een steeds grotere druk op de onderhandelaars. Zij mogen eigenlijk niet meer falen.



Andere recente columns