Verleden, heden en toekomst
Hadden we de gulden nog maar, waren er maar wat meer weilanden met koeien, waren er nog maar voetballers met clubliefde in shirts zonder reclame, hoefden we maar niet uit al die zenders te kiezen en waren de programma's maar net als vroeger. Het zijn allemaal nostalgische verzuchtingen die gemakkelijk opkomen. Wie aan vroegere en jongere jaren terugdenkt, herinnert zich altijd vooral wat er beter was of in ieder beter lijkt te zijn. Je bent snel geneigd het verleden zonnig voor te stellen, met bijvoorbeeld veel lange mooie zomers. Zelfs als statistieken laten zien dat het in werkelijkheid vaak regende.
Nu is er op zich niks mis met nostalgisch mijmeren, zelfs niet als we onszelf daarbij een beetje voor de gek houden. Dat wordt evenwel anders als een ten onrechte verheerlijkt verleden een rol gaat spelen bij het bepalen van beleid voor de toekomst. Dat bleek vorige maand bij het referendum in het Verenigd Koninkrijk over het lidmaatschap van de EU. Veel oudere Britten meenden dat het vroeger, vóór 1973, toch veel beter was. Toen hadden 'wij Britten' nog zeggenschap over ons land, waren we nog een aanzienlijke mogendheid en kenden we niet de problemen die we nu hebben. Conclusie was daarom: we moeten dat verleden laten terugkeren.
Veel ouderen verlangen terug naar de tijd van veertig, vijftig jaar geleden. De wereld leek toen zoveel overzichtelijker en was dat misschien ook wel. Er was een duidelijke vijand in het oosten en niet de veel ongrijpbaardere vijand die terroristen vormen. Voor veel landen gold dat de economie groeide en er was dus uitzicht op grotere welvaart. Bovendien was er nog geen sprake van vergrijzing. Een jonge, energieke en vaak idealistische generatie diende zich aan.
Onlangs bleek uit een peiling dat ook in ons land velen terugverlangen naar bijvoorbeeld de gulden. 50PLUS-voorman Henk Krol meldde zelfs met enige trots dat zijn achterban in meerderheid die gedachte steunde. Nu weten we al uit het onderzoek dat de PVV enige jaren geleden liet uitvoeren dat terugkeer naar de gulden voor heel veel economische onrust zal zorgen, met enorme negatieve economische gevolgen. Het is buitengewoon naïef om te denken dat wij na herinvoering grotere financieel-economische zeggenschap zullen hebben. Vóór de komst van de euro werd ons monetaire beleid feitelijk grotendeels door Duitsland bepaald. Als daar stappen werden gezet, zoals een revaluatie, moest ons land wel volgen. Een zelfstandig monetair beleid was en is een illusie.
Er zijn ongetwijfeld ontwikkelingen en beleidskeuzes waarvan we nu zeggen: was dat wel zo verstandig en had dat niet anders gemoeten. Soms werden in tijden van voorspoed iets te gemakkelijk de belastingen verlaagd, waardoor er minder financiële buffers waren dan wellicht wenselijk. Bij grote infrastructurele werken, zoals de Betuwelijn en de HSL verliepen aanleg en exploitatie veel moeizamer dan waarschijnlijk nodig was. Ook met automatiseringsoperaties bij de overheid ging het soms fout door verkeerde keuzes.
Dat alles neemt echter niet weg dat de uitkomst van beslissingen een gegeven is. Je kunt hoogstens hopen dat beleidsmakers leren van eerdere fouten. Vrijwel nooit kunnen keuzes worden teruggedraaid. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de aanwezigheid van groepen nieuwe Nederlanders. Toen in de jaren zestig en zeventig Turken en Marokkanen nodig waren om onze welvaart te helpen opbouwen, waren zij welkom. Pas later bleek dat gezinshereniging, inburgering en integratie soms problematisch waren. Die groepen zijn er echter en we kunnen alleen proberen gezamenlijk er het beste van te maken.
In het beantwoorden van de vraag op de avond van de raadsverkiezingen van maart 2014 "willen jullie meer of minder Marokkanen?" met "minder, minder" zat, naast xenofobische gevoelens, ook een verlangen naar het verleden van vijftig jaar terug. Toen hadden we sommige problemen die we nu hebben inderdaad niet. Vraag is of we zonder de Marokkanen en Turken die er toen waren de welvaart hadden kunnen opbouwen tot het niveau zoals we dat nu kennen. Ongetwijfeld hadden sommige problemen zich dan niet voorgedaan, maar misschien hadden we dan wel heel andere problemen gehad. Een gebrek aan goedkope (hand)arbeiders bijvoorbeeld.
Politici mogen, als dat is om lessen te trekken, best terugkijken. Dat trekken van lessen is overigens vaak bepaald niet eenvoudig. Een samenleving is nu eenmaal geen laboratorium, waarin je op een later moment iets - onder de zelfde condities - opnieuw kan beslissen. Politici moeten daarom vooral vooruit kijken, met het heden als gegeven. In die zin was de reactie die Geert Wilders op 22 september 2011 gaf op een uitlating van premier Rutte over Marokkanen heel wat zinvoller dan diens uitlatingen in maart 2014. Wilders zei in september 2011 in de Tweede Kamer:
"Inderdaad, niemand heeft een probleem met [die] hoogopgeleide, goed functionerende Marokkanen. Ik zou zeggen: waren er daar maar meer van in Nederland" (sic). (bron: Handelingen TK)
Inderdaad: er zijn hier nieuwkomers, onder wie Marokkanen en hun kinderen. Dat is een gegeven. Het beleid moet er op gericht zijn ook hen zo goed mogelijk te laten deelnemen aan onze samenleving, hen (gelijke) kansen op onderwijs en werk te bieden en de samenleving ook van hun talenten te laten profiteren. Misschien moet daar zelfs door alle politici aan worden toegevoegd: "Nou, dan gaan we dat toch regelen".