Geen nieuwe provincie

27 juni 2014, column J.Th.J. van den Berg

C.Th. graaf van Lynden van Sandenburg had het in de jaren zeventig van de negentiende eeuw goed gezien. Hij zag de aperte noodzaak van sanering van het aantal gerechtshoven in Nederland; het aantal moest terug van elf (een per provincie) naar vijf. Dat aantal moest trouwens al vanaf 1800 naar dat aantal terug, maar tot 1872 was elke poging in provinciale onwil weggezakt. Ieder integraal plan mobiliseerde alleen maar de weerstand in de elf provincies en vervolgens in de Tweede Kamer.

Wat deed nu minister Van Lynden? Hij beperkte zich tot een groep van drie provincies, hief daar twee hoven op en liet er één van over. In de geslachtofferde provincies was de tegenstand nog steeds massief, maar de steun van andere provincies en hun Kamerleden bleef uit. Vooral, omdat de Kamer heel goed wist dat elf hoven nodeloos veel was; de raadsheren hadden veel te weinig omhanden. Toen de eerste operatie was gelukt, begon Van Lynden aan de volgende serie provincies, totdat het getal van vijf was bereikt.

Piet-Hein Donner, politieke nazaat van de AR-minister uit de negentiende eeuw, moet als minister van BZK hebben gedacht: dat kan ik ook. Ik ga de woede van Friezen en Limburgers en andere provincies niet riskeren. Wij gaan het stuk voor stuk doen en voegen Noord-Holland, Utrecht en Flevoland samen. Als dat is gelukt, kunnen wij aan de volgende serie beginnen.

Ronald Plasterk heeft dat idee in 2012 overgenomen, maar niettemin heeft hij zich weten vast te rijden. Hoewel reductie van provincies een VVD-ideetje was, hebben liberale Commissarissen van de Koning in Noord-Holland (Johan Remkes) en Utrecht (Willibrord van Beek) de oppositie ertegen geestdriftig aangevoerd. In Flevoland wilden Gedeputeerde Staten er van de aanvang af al niets van weten. De minister wist in korte tijd grote weerstand te organiseren.

Was het voorstel voor de zog. ‘superprovincie’ van stond af aan kansloos, zoals dan al gauw wordt gezegd? Met enig recht, want de ambitie provincies opnieuw in te delen is in Nederland waarborg voor ellende. Toch was het voorstel op zichzelf niet kansloos. Er waren ook wel sterke argumenten voor te geven. Alleen, die kwamen er aldoor niet. Tot drie keer toe vroeg de Eerste Kamer vorig jaar bij monde van de buitengewoon clevere SP-er, Arjan Vliegenthart, aan minister Plasterk om iets wat op een visie leek, daarin gesteund door zijn collega Ruud Koole van de PvdA. Vergeefs. Het bleef aldoor bij proza over ‘bestuurlijke drukte’ die moest worden verminderd en grotere ‘efficiency’. Een bezuinigingsoperatie dus.

Technocratentaal, maar geen idee waarvoor de provincie in Nederland kan dienen in de 21e eeuw: met inmiddels een vierde binnenlandse bestuurslaag die Europa heet; met een aantal gemeenten dat sinds 1900 tot een derde is gereduceerd; met gemeenten die veel meer zonder voorafgaande provinciale toetsing doen dan destijds; met steden (boven 100.000 inwoners) die voor hun pleidooien bij de centrale overheid de provincie helemaal niet meer nodig hebben zoals vroeger. Bovendien hebben provincies, vooral als het gaat om toezichtstaken, veel functie verloren aan de rijksoverheid, die wel decentraliseert maar nooit loslaat.

Een doordachte herindeling van provincies, waar het een en ander voor te zeggen valt, moet gebaseerd zijn op zoiets als een architectuur van de provincie, die overigens het afgeleide is van betekenis en rol van de gemeenten. Als die er is, kan het alsnog ‘handig’ zijn om niet alles ineens te doen, maar eerst te experimenteren met een partiële herindeling. Dan zullen de tegenstanders nauwelijks buiten het terrein van de betrokken provincies zijn te vinden, net zomin als destijds bij Van Lynden van Sandenburg.

De provinciale architectuur is de eerste opdracht van de minister van Binnenlandse Zaken, maar die kan alleen vooruit als collegae van andere ministeries meewerken en zo nodig taken afstaan aan de provincie-nieuwe stijl. Ook daar was minister Plasterk al hoog en breed vastgelopen, voornamelijk omdat hij er pas mee kwam toen provincies allerlei uitbreiding van taken gingen stellen.

Ronald Plasterk heeft zich laten mangelen tussen twee groepen VVD-ers: de collegae in het kabinet die herindeling wilden en de liberalen in de provincie die dat niet wilden. De VVD bleek weinig consistent; de minister weinig competent.



Andere recente columns