Kabinetsformatie 1972-1973
De kabinetsformatie van 1972-1973 duurde 151 dagen, tot dan toe een record. Uiteindelijk werd door formateurs Burger en Ruppert het kabinet-Den Uyl gevormd, dat een unieke parlementaire basis had. Voor PvdA en D66 was het kabinet-Den Uyl een parlementair kabinet. De overige drie regeringspartijen, KVP, ARP en PPR, beschouwden het kabinet als extraparlementair.
De totstandkoming van het kabinet-Den Uyl was uiteindelijk een dubbeltje op z'n kant. In de fractie van de ARP stemde de kleinst mogelijke meerderheid van de fractie in met de komst van het kabinet. Het is onduidelijk wat er zou zijn gebeurd als de ARP-fractie de vorming van het kabinet-Den Uyl destijds had afgewezen.
Inhoudsopgave van deze pagina:
datum |
wat |
wie |
tot en met |
dagen |
---|---|---|---|---|
29 november 1972 |
||||
4 december 1972 |
Benoeming informateur |
30 januari 1973 |
58 |
|
1 februari 1973 |
Benoeming formateur |
4 april 1973 |
62 |
|
10 april 1973 |
Benoeming informateurs |
22 april 1973 |
13 |
|
23 april 1973 |
Benoeming formateurs |
J.A.W. Burger en M. Ruppert |
10 mei 1973 |
18 |
11 mei 1973 |
Beëdiging nieuwe bewindslieden |
|||
15 mei 1973 |
Brief over totstandkoming kabinet-Den Uyl (kamerstuk 12.383, nr. 2, pdf-bestand) |
Verkiezingsuitslag
Voorafgaand aan de verkiezingen van 29 november 1972 kwamen de drie linkse partijen, PvdA, D'66 en PPR, met het gezamenlijke verkiezingsprogramma 'Keerpunt'72' en met een lijst van ministerskandidaten. Over het programma zou na verkiezingen niet onderhandeld worden met andere partijen.
Ook de drie confessionele partijen kwamen met een gezamenlijk programma. ARP-leider Barend Biesheuvel bedong echter dat het kabinetsbeleid uitgangspunt van de verkiezingen zou zijn. De campagne werd dan ook beheerst door een strijd tussen Joop den Uyl en Biesheuvel, met de VVD onder leiding van de jeugdige Hans Wiegel als opkomende derde stroming.
De drie linkse partijen wonnen vier zetels (PvdA +4, PPR +5, D'66 -5), maar bleven met 56 zetels ver verwijderd van een meerderheid. De drie confessionele partijen, KVP, ARP en CHU verloren zeven zetels, terwijl de VVD er zes won. Met DS'70 (die van acht naar zes zetels ging) was er een meerderheid van 76 zetels voor centrumrechts.
Zowel in de ARP als de KVP bestonden grote bezwaren tegen een terugkeer van het kabinet-Biesheuvel (met DS'70). In de ARP-fractie waren slechts vier leden, onder wie premier Biesheuvel, daar voor. In de KVP-fractie, onder leiding van Frans Andriessen, wezen acht van de 27 leden zo'n kabinet af. Aan de andere kant was er geen linkse meerderheid en weigerden PvdA, PPR en D'66 om te onderhandelen over vorming van een centrumlinks kabinet.
Informatie-Ruppert
Nadat ARP-senator W.F. de Gaay Fortman een verzoek tot informatie had afgewezen, werd diens partijgenoot staatsraad Marinus Ruppert tot informateur benoemd. Hij moest de mogelijkheden onderzoeken tot het vormen van een kabinet "dat zich verzekerd weet van een vruchtbare samenwerking met de volksvertegenwoordiging, dan wel mag vertrouwen in voldoende mate steun in de volksvertegenwoordiging te zullen ondervinden".
Ruppert bracht de diverse mogelijke regeringscombinaties in kaart. Het ging daarbij om
-
-een links minderheidskabinet
-
-een parlementair of extraparlementair centrumlinks meerderheidskabinet
-
-een parlementair of extraparlementair centrumrechts kabinet (incl. DS'70)
-
-een extraparlementair minderheidskabinet van christendemocraten en VVD
-
-een christendemocratisch minderheidskabinet
De informateur wilde allereerst van de fractievoorzitters weten naar welke combinatie hun voorkeur uitging en liet programmatische onderhandelingen nog achterwege. Hij vroeg de vijf centrumrechtse fractievoorzitters op 10 januari 1973 uitsluitsel over terugkeer van een kabinet-Biesheuvel.
De KVP-fractie liet bij monde van Andriessen weten dat er geen steun was voor een centrumrechts kabinet en de ARP-fractie wees eveneens in meerderheid die mogelijkheid af. CHU, VVD en DS'70 wilden die mogelijkheid wel laten onderzoeken. DS'70 vond wel dat KVP en ARP inhoudelijke concessies moesten doen. De KVP-fractie wees ook een extraparlementaire variant af.
Hoewel de progressieven ieder kabinet waaraan zij deelnamen als parlementair wensten te beschouwen, waren ze bereid om mee te werken aan de vorming van een links kabinet, waaraan ook christendemocraten met een lossere binding zouden deelnemen.
Op basis van zijn gesprekken adviseerde Ruppert ten slotte op 31 januari aan de koningin om een vooraanstaande PvdA'er tot formateur te benoemen. Hij moest een (centrumlinks) meerderheidskabinet proberen te vormen.
Formatie-Burger
Oud-PvdA-fractievoorzitter en staatsraad Jaap Burger kreeg op 1 februari de opdracht "een kabinet te vormen dat geacht kan worden in voldoende mate steun in de volksvertegenwoordiging te vinden".
Burger stuurde aan op de vorming van een kabinet-Den Uyl, bestaande uit progressieve ministers, aangevuld met enkele christendemocraten. De verhouding die spoedig centraal stond was tien progressieven en zes of zeven christendemocraten. Bij de besprekingen daarover probeerden de drie christendemocratische fractievoorzitters zoveel mogelijk gezamenlijk op te trekken.
Burger kwam zelf op basis van de gezamenlijke programma's van enerzijds KVP, ARP en CHU, en anderzijds PvdA, PPR en D'66, met voorstellen voor een regeringsprogramma.
Daarnaast benaderde Burger individuele christendemocratische politici met de vraag of zij bereid waren toe te treden tot een kabinet-Den Uyl. Burger meende dat hij als formateur van een extraparlementair kabinet recht had om dit te doen. De antirevolutionairen Jaap Boersma en W.F. de Gaay Fortman zegden op 27 februari toe bereid te zijn om minister te worden in een kabinet-Den Uyl, maar met name Biesheuvel was zeer ontstemd over deze 'inbraak'.
Van belang voor de verhoudingen in de ARP-fractie was echter dat premier Biesheuvel vanaf 7 maart 1973 geen Tweede Kamerlid meer was (en dus ook geen deel meer uitmaakte van de ARP-fractie), omdat hij na drie maanden had moeten kiezen voor het ministerschap (de Grondwet stond toen de combinatie Kamerlid-minister slechts drie maanden toe). Willem Aantjes, voorstander van samenwerking met 'links', volgde Biesheuvel op. Het aantal voorstanders van samenwerking met de progressieven in de ARP-fractie nam door enkele wisselingen in de fractie bovendien toe.
In maart slaagde Burger er steeds meer in om de gezamenlijkheid van de drie christendemocratische partijen te doorbreken en om met name de CHU buitenspel te zetten. CHU-fractievoorzitter Arnold Tilanus weigerde ten slotte op 22 maart deel te nemen aan een gesprek van de twee andere christendemocratische fractievoorzitters met de formateur.
Toen echter tevens onduidelijk bleef of KVP en ARP bereid waren een kabinet-Den Uyl zakelijk te beoordelen (en dus niet direct weg te sturen), legde Burger op 4 april zijn opdracht neer.
Informatie-van Agt/Albeda
Op basis van nieuwe adviezen besloot de koningin twee informateurs te laten onderzoeken in hoeverre een zakelijke beoordeling door KVP en ARP van een kabinet-Den Uyl toch haalbaar was. Informateurs werden KVP-minister van Justitie, Dries van Agt, en ARP-senator Wil Albeda. Beiden stonden bekend als voorstander van samenwerking met de progressieven.
Het compromis dat zij voorstelden was een procedurevoorstel. De christendemocraten moesten instemmen met toetreding van enkele geestverwanten tot het kabinet-Den Uyl en de progressieven moesten toestaan dat de beoogde ministers gezamenlijk een regeringsprogramma zouden opstellen. Daarvoor stelden de informateurs een werkdocument op, dat was gebaseerd op de partijprogramma's van christendemocraten en progessieven. Over geschilpunten zouden vooral procedureafspraken worden gemaakt.
De zes betrokken fracties konden hiermee instemmen. Op basis van het eindrapport van de informateurs werden op 22 april Burger en Ruppert tot formateurs benoemd.
Formatie Burger/Ruppert
Omdat de CHU daarna niet wenste in te stemmen met de verhouding 10-6 haakte deze partij op 26 april definitief af. De CHU zou geen minister leveren voor een kabinet-Den Uyl, maar dat kabinet wel zakelijk beoordelen.
De formateurs Burger en Ruppert zochten vervolgens de bewindslieden aan. Behalve Boersma en De Gaay Fortman en een groot aantal progressieven die deel uitmaakten van het 'deelkabinet-Den Uyl', ging het daarbij vooral om KVP'ers. Van Agt keerde terug op Justitie en via Van Mierlo werd de jeugdige ondernemer Ruud Lubbers voor Economische Zaken aangezocht. Als vertegenwoordiger van de rechtervleugel van de KVP werd Tiemen Brouwer minister van Landbouw. Tjerk Westerterp werd minister van Verkeer en Waterstaat.
Ook de invulling van de staatssecretariaten werd tijdens de formatie geregeld, waarbij vooral het vinden van een post voor PvdA'er Marcel van Dam nogal wat voeten in de aarde had. Hij werd uiteindelijk staatssecretaris op Volkshuisvesting.
Op 3 mei kwamen de beoogde ministers bijeen om onder leiding van de formateurs een preconstituerend beraad te houden. Daarin werd het programma van het kabinet vastgesteld en werden afspraken gemaakt over veertien controversiële onderwerpen, waaronder de regeling van de abortus.
De fracties stemden vervolgens in met het resultaat van de onderhandelingen en gingen akkoord met toetreding van kandidaten namens hun partij. Alleen de D'66-fractie was unaniem akkoord, bij andere fracties waren er kleine minderheden tegen. Van de ARP-fractie stemden evenwel liefst zes van de veertien leden tegen, waarbij de stem van Jan de Koning, die aanvankelijk tegen was, de doorslag gaf.
De PPR-fractie ging wel akkoord met de komst van het kabinet-Den Uyl, maar beschouwde dat kabinet als extraparlementair en achtte zich niet gebonden aan de afspraken.
Het kabinet-Den Uyl zou een bijzonder kabinet worden, omdat er een tamelijk losse parlementaire band bestond. Zowel in het kabinet, als in de Tweede Kamer zouden zich daardoor veelvuldig bijna-conflicten voordoen. Het kabinet leek niettemin de vier jaar vol te maken, totdat in maart 1977, twee maanden voor de verkiezingen, alsnog een breuk ontstond over de grondpolitiek.
Van de door het kabinet aangekondigde hervormingen kwam, althans waar het de wetgeving betrof, vrijwel niets tot stand. Wetsvoorstellen over democratisering van de ondernemingsraden, overheidssturing van investeringen, regeling van afroming van overwinsten (vermogensaanwasdeling), openbaarheid van inkomens, een nieuw stelsel van ziektekostenverzekering, de komst van de middenschool, het tegengaan van grondspeculatie, en directe verkiezing van de Eerste Kamer bleven onafgedaan of werden afgewezen.
De informateurs
Grote man van de christelijke vakbeweging, die opklom van tuindersknecht tot 'onderkoning' (vicepresident van de Raad van State). Kan worden getypeerd als een zelfverzekerde vakbondsleider, autodidact, die van huis uit vertrouwd was met de christelijke arbeidsbeweging. Was voorzitter van de Christelijke landarbeidersbond en daarna twaalf jaar de dominante voorzitter van het CNV. Uitstekend onderhandelaar. Gebruikte de Eerste Kamer, waarvan hij drie jaar lid was, vooral om zaken te doen met zijn collega-voorzitters van NVV en KAB. IJverig publicist over Luther. Samen met Jaap Burger als (in)formateur architect van het kabinet-Den Uyl.
ARP- en CDA-politicus die zichzelf typeerde als vakbondsman. Was geruime tijd werkzaam bij de Christelijke Bouwbond en het CNV. Daarna hoogleraar sociaaleconomisch beleid in Rotterdam. Had belangstelling voor internationale vraagstukken. Vanaf 1966 lid en sinds 1973 voorzitter van de ARP-fractie in de Eerste Kamer. Stond in 1973 als informateur mede aan de basis van het kabinet-Den Uyl. Minister van Sociale Zaken in het eerste kabinet-Van Agt, waarvan hij het 'sociale gezicht' was. Bracht onder meer een herziening van de Wet op de ondernemingsraden en de Arbeidsomstandighedenwet tot stand. Keerde na zijn ministerschap terug in de Senaat en werd later voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Evenwichtige, sociaal voelende econoom die vaak optrad als bemiddelaar bij sociale conflicten.
CDA-voorman, jurist en premier van KVP-huize. Stond als hoogleraar strafrecht bekend als vernieuwingsgezind en bracht als minister van Justitie belangrijke wetten tot stand. Vicepremier in het kabinet-Den Uyl. Kwam in de kabinetten-Biesheuvel en -Den Uyl diverse malen in politieke problemen, onder meer door discussies over de vrijlating van de Drie van Breda, de abortuskwestie en de affaire-Menten. Werd in 1977 de eerste leider van het CDA en was daarna vijf jaar premier. Was toen de politieke tegenvoeter van PvdA-leider Den Uyl; even populair bij zijn achterban als verguisd door zijn tegenstanders. Stapte na de verkiezingen van 1982 op als politiek leider. Nadien Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant en EG-ambassadeur. Relativeerde de politiek en zichzelf, maar was tactisch sterk. Formuleerde zorgvuldig en viel op door zijn kleurrijke en soms archaïsche taalgebruik.
De formateurs
PvdA-voorman die in het tijdperk-Drees, maar ook nadien, onder meer als formateur, een vooraanstaande politieke rol speelde. Was advocaat in Dordrecht en werd in 1944 als Engelandvaarder opgenomen in het kabinet-Gerbrandy. Een conflict met Gerbrandy over de naoorlogse berechting van 'foute' Nederlanders leidde tot zijn aftreden. In 1945 voor de SDAP lid van het Nood-parlement en vanaf 1952 als fractievoorzitter naast Drees de voornaamste PvdA-politicus. In 1955 en 1956 succesvol informateur. Verliet in 1962 de Tweede Kamer na kritiek op zijn ongepolijste stijl. Werd daarna senator en in 1970 staatsraad. Mede door zijn directe wijze van uitdrukken en doortastende optreden wist hij in 1973 een wig te drijven in het confessionele kamp en werd hij de architect van het kabinet-Den Uyl. Was behalve PvdA-voorman ook voorzitter van de VARA.
Grote man van de christelijke vakbeweging, die opklom van tuindersknecht tot 'onderkoning' (vicepresident van de Raad van State). Kan worden getypeerd als een zelfverzekerde vakbondsleider, autodidact, die van huis uit vertrouwd was met de christelijke arbeidsbeweging. Was voorzitter van de Christelijke landarbeidersbond en daarna twaalf jaar de dominante voorzitter van het CNV. Uitstekend onderhandelaar. Gebruikte de Eerste Kamer, waarvan hij drie jaar lid was, vooral om zaken te doen met zijn collega-voorzitters van NVV en KAB. IJverig publicist over Luther. Samen met Jaap Burger als (in)formateur architect van het kabinet-Den Uyl.
De fractievoorzitters bij de onderhandelingen
Gedreven PvdA-ideoloog en -politicus en econoom. Voor sommigen 'ome Joop', voor anderen de verpersoonlijking van verfoeilijk socialisme. Kwam vanuit de journalistiek in de 'denktank' van de PvdA en werd in 1956 Tweede Kamerlid. Stapte in 1962 over het wethouderschap van economische zaken in Amsterdam en stimuleerde onder andere de industrievestiging. In 1965 minister van Economische Zaken in het kabinet-Cals. Volgde in 1966 Vondeling op als partijleider. Zou tot 1986 het gezicht van de PvdA zijn. Het door hem geleide kabinet ging als het meest linkse de geschiedenis in. Kon het succes bij de verkiezingen van 1977 niet omzetten in hernieuwde regeermacht. Zijn derde optreden als minister (ditmaal van Sociale Zaken onder Van Agt) verliep teleurstellend. Ondanks herstel in 1982 bleef zijn partij buiten het kabinet. Erudiet analyticus en scherp debater, die door zijn gedrevenheid echter soms drammerig overkwam.
Vooraanstaande christendemocraat van katholieken huize. Kwam in 1967 voor de KVP in de Kamer nadat zijn vader die had verlaten. Als voormalige directeur van een instituut voor de bouw aanvankelijk woordvoerder volkshuisvesting. Volgde in 1971 Veringa op als partijleider toen deze moest aftreden vanwege gezondheidsproblemen. Leidde de KVP-Tweede Kamerfractie tijdens het kabinet-Den Uyl, waaraan hij kritisch, maar ook loyaal steun gaf. In 1977 maakte hij bezwaar tegen het ontwerp-regeerakkoord met de PvdA en werd hij door die partij afgewezen als kandidaat voor Economische Zaken. In het eerste kabinet-Van Agt dat na de mislukte formatie-Den Uyl werd gevormd, was hij minister van Financiën. Trad af, omdat hij vond dat er meer bezuinigd moest worden. Nadien Europees Commissaris voor handelspolitiek en landbouw. Pragmatisch politicus.
Charismatische ARP-voorman, minister van Landbouw en premier. Afkomstig uit Haarlemmerliede en net als Colijn een boerenzoon. Kwam via de Christelijke boeren- en tuindersbond in de Kamer, waarvan hij al snel een gerespecteerd lid was. Werd in 1963 minister van Landbouw en vicepremier. Na een mislukte poging een kabinet te vormen in 1967 fractievoorzitter. Was zowel criticaster als steunpilaar van het kabinet-De Jong. Pleitbezorger van christendemocratische samenwerking. In 1971 alsnog premier van een instabiel kabinet, dat na een jaar ten val kwam. Behaalde in november 1972 met zijn partij een goed verkiezingsresultaat, maar verdween korte tijd later vrij geruisloos uit de politiek toen zijn partij aanstuurde op een kabinet met de PvdA. Populair in eigen kring. Harde werker, pragmatisch maar ook soms erg rechtlijnig. Werd vanwege zijn lange gestalte (bijna twee meter) 'mooie Barend' genoemd.
Bevlogen christendemocratisch politicus. Was afkomstig uit een hervormd-gereformeerd milieu uit de Alblasserwaard en behoorde aanvankelijk tot de rechtervleugel van de ARP. Als voorman van de bouwondernemers woordvoerder volkshuisvesting en daarnaast woordvoerder PTT-zaken. Werd in 1971 na de vorming van het kabinet-Biesheuvel fractievoorzitter, maar schoof op naar links en bevorderde de komst van het kabinet-Den Uyl. Stond aarzelend tegenover de vorming van het CDA, omdat hij vreesde dat de (progressieve) evangelische grondslag niet verzekerd was. Behoorde als fractieleider ten tijde van het eerste kabinet-Van Agt tot de loyalisten. Trad af als Kamerlid vanwege onthullingen over zijn oorlogsverleden. Werd later grotendeels gerehabiliteerd toen erkend werd dat zijn versie van dat verleden juist was geweest.
Voorman en later senator van de PPR en deskundige op het gebied van politieke economie. Stapte in 1970 als één van de weinige ARP-spijtstemmers over naar de PPR. Hoogleraar in Afrika, daarna jarenlang aan het Institute for Social Studies en vanaf 2000 aan de Universiteit Utrecht. In 1971 Tweede Kamerlid. Was op het eerste gezicht voor de wat jonge, hippe achterban een wat a-typisch PPR-lid, maar was bij hen populair. Leidde zijn partij in 1972 naar verkiezingswinst. Fractievoorzitter tijdens het kabinet-Den Uyl. Verruilde in 1977 de Tweede Kamer voor de Eerste Kamer, waarvan hij steeds meer een verdediger zou worden. Zoon van ARP-senator en minister W.F. de Gaay Fortman.
De 'jonge' Tilanus. Net als zijn vader partijvoorzitter en fractievoorzitter van de CHU. Aanvankelijk huisarts en daarna officier van gezondheid. Later actief in het maatschappelijk werk in Gelderland. Rustige en gematigde politicus met oog voor sociale noden. Voorstander van de christendemocratische samenwerking. Werd in 1973 als politiek leider opgevolgd door de strijdbaarder oud-staatssecretaris Kruisinga, nadat de CHU buiten het kabinet-Den Uyl was gebleven. Bleef wel tot 1977 'gewoon' Kamerlid. Speelde een belangrijke rol bij de plannen voor nieuwbouw van de Tweede Kamer.
Voornaamste oprichter en lange tijd voorman van D66. Was afkomstig uit een katholiek ondernemersgezin en was journalist bij het Handelsblad. Wist in 1967, na een op Amerikaanse wijze gevoerde campagne en dankzij een uitstekende p.r., zijn partij met 7 zetels in de Kamer te loodsen. Voorstander van samenwerking met de PvdA. Trad na de verkiezingsnederlaag van D66 in 1972 terug als partijleider. Keerde in 1981 terug in de politiek als minister van Defensie en in 1986 als leider van D66. Onder zijn leiding behaalde zijn partij in 1989 en 1994 zeer goede verkiezingsuitslagen. Bekroonde die tweede winst met de vorming van een 'paars' kabinet (Kok I), zonder confessionelen. Werd daarin zelf minister van Buitenlandse Zaken en vicepremier. Levensgenieter, die vele contacten in de culturele wereld had en charmante intellectueel, die mensen wist te binden.
De vaste adviseurs van de Koningin
Integere en energieke bestuurder en Eerste Kamervoorzitter van hervormden huize, die zich als senator vooral bezighield met het buitenlands beleid. Stond daarbij vaak tegenover minister Luns, met name bij het Nieuw-Guineabeleid. Kende 'de Oost' uit een vooroorlogse periode als zendingsconsul. Was in de oorlog geïnterneerd in een Jappenkamp. Zette zich als burgemeester van Wageningen in voor versterking van de positie van de Landbouwhogeschool. Rechtlijnig denkend man die met een zware basstem enigszins bars zijn mening nooit onder stoelen of banken stak. Hij had opvallend weinig gevoel voor decorum en was afkerig van frivoliteiten.
F.J.F.M. (Frans-Joseph) van Thiel
Bekende en populaire katholieke Tweede Kamervoorzitter in de jaren zestig. Hij vervulde dat ambt op vaderlijke wijze met veel (Brabantse) humor, tact en soepelheid. Tijdens zijn voorzitterschap vonden de 'Nacht van Schmelzer' en de discussies over de 'Drie van Breda' plaats. Onder zijn voorzitterschap werd bovendien de werkwijze van de Kamer gemoderniseerd en werd het Kamerwerk dichter bij de burgers gebracht (televisie-uitzendingen, hoorzittingen). Was afkomstig uit een Helmondse ondernemersfamilie. Werd in 1952 in het kabinet-Drees III de eerste minister van Maatschappelijk Werk en keerde in 1956 terug in de Tweede Kamer, waarvan hij namens de KVP eerder al vier jaar deel had uitgemaakt.
PvdA-voorman, minister en Kamervoorzitter. Markante politicus uit de tweede helft van de twintigste eeuw. Werd in 1946 als vrijzinnig-democraat op jonge leeftijd Tweede Kamerlid voor de PvdA en in 1958 minister van Landbouw. Volgde in 1962 Burger op als partijleider en werd een populair politicus. Verspeelde die populariteit echter grotendeels weer door zijn optreden als minister van Financiën in het kabinet-Cals. Keerde na zijn ministerschap terug in de Tweede Kamer en werd in 1972 Kamervoorzitter. Was een krachtig pleitbezorger voor een Tweede Kamer die volgens hem als 'leeuw' in plaats van als 'lam' moest optreden. Rechtlijnig, onafhankelijk en gerespecteerd Kamervoorzitter. Behendig politicus en scherpzinnig opmerker. Verongelukte - hij was inmiddels Europarlementariër - in 1979 in België.
Hoogleraar en griffier van de Eerste Kamer die zijn loopbaan afsloot als waarnemend vicepresident van de Raad van State. Werd in 1935 op 34-jarige leeftijd de eerste katholieke griffier van de Eerste Kamer, nadat hij op zijn 26ste al commies-griffier was geworden. Vanaf 1938 tevens buitengewoon hoogleraar staats- en administratiefrecht in Tilburg. Als griffier gewaardeerd door de Kamerleden, onder andere vanwege zijn bescheidenheid en wetenschappelijke inbreng. Liet het organisatorische werk in de Senaat veelal over het hoofd van de griffie. Na het vertrek van Beel in 1972 leidde hij een jaar als waarnemend president de Raad van State, waarvan hij sinds 1957 deel uitmaakte.
Meer over