Parlementaire enquêtes 1851 - heden
De Tweede Kamer, de Eerste Kamer en de Verenigde Vergadering hebben een grondwettelijk recht van enquête. Het recht komt er op neer dat de Kamers een onderzoek kunnen instellen naar een specifiek onderwerp om op die manier de regering te controleren. Bij een parlementaire enquête zijn getuigen, in tegenstelling tot bij een 'gewoon' onderzoek, verplicht te verschijnen en vinden de verhoren onder ede plaats.
Sinds 2016 kent de Tweede Kamer (als experiment) de mogelijkheid van parlementaire ondervraging, in de wandeling ook wel mini-enquête genoemd.
Contentssopgave van deze pagina:
Na de uitbreiding van het enquêterecht in 1977 is de parlementaire enquête herontdekt als controle-instrument. De eerste 'moderne' enquête was de RSV-enquête in 1983-1984, die spoedig werd gevolgd door twee enquêtes eind jaren tachtig en enquêtes in 1992 en 1994.
Enquête |
Historie |
---|---|
Op 4 november 2021 besloot de Tweede Kamer een parlementaire enquête te organiseren over de aanpak van de coronapandemie. Het doel van deze enquête is tweeledig: enerzijds is de enquête bedoeld om te leren van de ervaringen uit de corona-aanpak, anderzijds wil de Tweede Kamer aan de hand van de enquête een evaluatie plegen van alle aspecten van het beleid, de keuzes en van de betrokken actoren. |
|
Dienstverlening, handhaving en fraudebestrijding bij overheidsdiensten (toeslagenaffaire) (2021-) |
In februari 2021 nam de Tweede Kamer een motie aan voor het instellen van een enquête naar de rol van de overheid in de affaire rond de kinderopvangtoeslag. Het doel is de waarheidsvinding omtrent de gang van zaken en de verantwoordelijke in het licht van het 'ongekend onrecht' dat de overheid tienduizenden ouders heeft aangedaan. |
In maart 2019 nam de Tweede Kamer een motie-Van der Lee aan over het instellen van een enquête naar de gaswinning in Groningen. Die motie kreeg uitvoering in september 2020. Doel is reconstructie van de aardgaswinning en de daarbij gemaakte afspraken, in het licht van de later opgetreden aardbevingen en schade. De enquête is gestart in het voorjaar van 2021. |
|
In juni 2013 besloot de Tweede Kamer een parlementaire enquête te houden over de Fyra-treinverbinding tussen Nederland en België. Op 28 oktober 2015 bracht de enquêtecommissie een vernietigend rapport ('De reiziger in de kou') uit over het vervoer over de HSL-Zuid. Er was sprake van een aaneenschakeling van fouten bij NS, kabinet en het toezicht. Ook de Tweede Kamer had steken laten vallen, terwijl achtereenvolgende bewindslieden de Kamer onjuist, onvolledig en soms ontijdig hadden geïnformeerd. |
|
Op 16 april 2013 besloot de Tweede Kamer een parlementaire enquête in te stellen naar de opzet en het functioneren van woningcorporaties. Aanleiding hiervoor waren de vele misstanden bij woningcorporaties, zoals de financiële problemen bij Vestia. Omdat de negatieve gevolgen hiervan vooral bij huurders terechtkomen, moet het onderzoek bijdragen aan een beter woningcorporatiestelsel. |
|
De Tweede Kamer stelde een onderzoek in naar de kredietcrisis van 2008. Het ging daarbij in een eerste onderzoeksronde om de structurele problemen in het financieel stelsel. Vanaf november 2011 kwamen daar de door het kabinet genomen maatregelen bij, met name de maatregelen die vanaf 2008 waren genomen om het bankwezen te ondersteunen. Dit laatste gebeurde in de vorm van een parlementaire enquête, waarbij getuigen onder ede werden verhoord. |
|
In april 2002 besloot de Tweede Kamer een parlementaire enquête te houden naar de gebeurtenissen rond de uitzending van militairen naar Srebrenica. Reden voor de enquête was onder meer een rapport van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), op basis waarvan het kabinet-Kok II zijn ontslag had aangeboden. |
|
Op 5 februari 2002 besloot de Tweede Kamer een parlementaire enquête in stellen naar de aard en omvang van de fraude in de bouw. Verder zou worden bekeken of Justitie voldoende in staat was hiertegen op te treden. De enquêtecommissie stond onder voorzitterschap van Marijke Vos. |
|
In 1998-1999 vond een parlementaire enquête plaats naar de vliegramp in de Bijlmermeer in 1992. Op zondag 4 oktober 1992 stortte een vrachtvliegtuig, een El-AL Boeing 747, neer op een flatgebouw in de Amsterdamse Bijlmermeer, waarbij 39 mensen om het leven kwamen. Enige tijd daarna kregen bewoners en hulpverleners gezondheidsklachten. Onmiddellijk na de ramp waren al de nodige onderzoeken ingesteld. Maar zowel over de rampvlucht als over de behandeling van slachtoffers bestonden en bleven veel vragen onbeantwoord. |
|
In december 1994 begon een parlementaire enquête naar het IRT (Interregionaal rechercheteam Noord-Holland/Utrecht) en de gehanteerde opsporingsmethoden in het kader van de aanpak van de (zware) drugscriminaliteit. De enquête werd tussen 6 december 1994 en 1 februari 1996 gehouden. Voorzitter van de enquêtecommissie was de PvdA'er Maarten van Traa. |
|
In 1992-1993 werd een parlementaire enquête gehouden naar het functioneren van de organen belast met de uitvoering van de sociale verzekeringswetten. De enquête werd ingesteld na een kritisch rapport van de Algemene Rekenkamer over de uitvoeringspraktijk. Voorzitter van de enquêtecommissie was de PvdA'er Flip Buurmeijer. |
|
De parlementaire enquête bouwsubsidies vond in 1986-1988 plaats. In 1986 verscheen in de Volkskrant een bericht dat het Rijk te veel subsidie had betaald voor woningbouwprojecten van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds. Daarna volgden berichten over onjuiste opgaven door beleggers van stichtingskosten van nieuwe woningen. De Tweede Kamer besloot hierop een parlementaire enquête in te stellen naar drie subsidieregelingen op het gebied van de volkshuisvesting. |
|
In 1988 werd een parlementaire enquête gehouden naar de mislukte poging om een nieuw, fraudebestendig (Europees) paspoort in te voeren. Sinds 1984 werd daaraan gewerkt. De Staat der Nederlanden sloot een contract met de organisatie KEP, een samenwerkingsverband van Kodak, Philips en Elba, een Schiedamse drukkerij. KEP bleek in april 1988 niet in staat zijn verplichtingen na te komen. De enquête werd tussen juni en augustus 1988 ingesteld op basis van een motie-Alders (PvdA). Voorzitter van de enquêtecommissie was de VVD'er Loek Hermans. |
|
In 1983-1984 werd een parlementaire enquête gehouden naar de ondergang van het scheepsnieuwbouwbedrijf Rijn-Schelde-Verolme (RSV). Dat bedrijf was eind jaren '60 mede onder druk van de overheid door een fusie ontstaan. Aan het concern was jarenlang door de overheid forse financiële steun verleend van zo'n 2,2 miljard gulden, maar uiteindelijk ging het bedrijf in 1983 toch ter ziele. |
Enquête |
Historie |
---|---|
Deze parlementaire enquête richtte zich op het regeringsbeleid der kabinetten-De Geer, -Gerbrandy I en II , -Gerbrandy III en -Schermerhorn sedert de Duitse inval in Nederland op 10 mei 1940 en de oorlog met Japan tot aan de opening van de zitting der voorlopige Staten-Generaal op 20 november 1945, alsmede naar voorafgaande beleid voor zover dit onmiddellijk verband hield met de gebeurtenissen in de vorenbedoelde tijdvakken. |
In de negentiende eeuw heeft de Tweede Kamer acht parlementaire enquêtes gehouden. In veel gevallen hadden ze het karakter van een onderzoek vooraf, die vooral werden gehouden om de kennis van Kamerleden over bepaalde maatschappelijke toestanden te vergroten. Feitelijk fungeerden deze enquêtes als hoorzittingen.
Enquête |
Historie |
---|---|
Nadat een wetsvoorstel om overmatige arbeid en verwaarlozing van kinderen door de regering was ingetrokken, namen Goeman Borgesius en tien andere Tweede Kamerleden het initiatief voor een parlementaire enquête naar de toestand in fabrieken en werkplaatsen. Deze 'Arbeidsenquête' kon wegens ontbinding van de Kamer niet voltooid worden, maar door de verhoren werden wel vele misstanden aan het licht gebracht. De enquête gaf mede de aanzet tot een wet om overmatige en gevaarlijke arbeid door jongeren en vrouwen tegen te gaan. |
|
Nederland kende in de 19e eeuw vele spoorwegmaatschappijen, die zowel in handen van particulieren als van de staat waren. Dit leidde tot de nodige moeilijkheden ten aanzien van het spoorwegverkeer. Op voorstel van onder meer Tak van Poortvliet werd daarom in 1881 besloten tot een parlementaire enquête naar verbetering van de exploitatie. |
|
Rond 1865 brak er ziekte onder rundvee uit. Het kostte de nodige moeite om die epidemie te beteugelen. Dat gebeurde onder meer door vee te slachten. Daarna werden er in 1870 wettelijke maatregelen genomen, zoals invoering van veeartsenijkundig toezicht. Door vijf liberale Kamerleden werd in 1876 voorgesteld een enquête in te stellen naar de werking van deze nieuwe wetgeving. |
|
Onder leiding van Tak van Poortvliet wierpen zes liberale Kamerleden de vraag op, wat de toestand van materieel en bemanning van de Nederlandse koopvaardijvloot was. Verder wilden zij weten wat de oorzaken waren van de afnemende sterkte en van haar verminderde aandeel in de scheepsbewegingen. Ten slotte moest worden onderzocht of er door de overheid geen maatregelen moesten worden getroffen om de Nederlandse scheepvaart van een krachtige ontwikkeling te verzekeren. |
|
Er bestond al lang een verschil van inzicht over de door Nederland benodigde zeemacht. Een plan van minister Huyssen van Kattendijke was voor enkele Tweede Kamerleden in 1861 aanleiding om hiernaar een parlementaire enquête te laten instellen. De resultaten van het onderzoek zouden dan door de minister kunnen worden gebruikt om met een goed onderbouwd voorstel te komen. |
|
België onttrok water van de Maas voor het voeden van haar kanalen en om gronden vruchtbaar te maken, waardoor de Maas in Nederland deels onbevaarbaar werd. Daarover werd onderhandeld met België. Daarnaast waren er in de Zuid-Willemsvaart belemmeringen (sluizen) voor de scheepvaart. Drie liberale Kamerleden, onder wie Thorbecke , wilde weten welke de middelen tot herstel zouden zijn, en hoeveel dat zou kosten. Daartoe werd in 1860 een parlementaire enquête ingesteld. |
|
Landaanwinning en verdieping vaarwater op het Zwolsche Diep (1856) |
In 1844 was concessie verleend tot landaanwinning en verdieping van het Zwolsche Diep. Het Drentse Tweede Kamerlid Van der Veen vroeg in 1856 om een onderzoek naar de hinder die scheepvaart en handel in Drenthe en Overijssel ondervonden van deze werkzaamheden. Daarbij ging het ook om de tolheffing die vanwege de landwinning plaatsvond. In 1856 kwam er een parlementaire enquête. |
Is het belasten van zout bij de inslag doelmatig met het oog op de belangen van de schatkist en de nijverheid? Die vraag kwam op tijdens de schriftelijke voorbereiding van een wetsvoorstel over de zoutaccijns. In november 1852 werd daarop, na een voorstel van vijf leden, besloten hiervoor een parlementaire enquête in te stellen, de eerste uit de parlementaire geschiedenis. |
Meer over